El Niño is een opwarming van het zeeoppervlak in de Stille Oceaan bij de evenaar, die zich elke 4 tot 12 jaar voordoet. De opwarming kan gevolgen hebben voor het regenseizoen in veel landen. De laatste grote El Niño uit 1998 zorgde in Azië voor ruim 2000 doden en miljarden euro’s schade door verloren oogsten.

Volgens klimaatonderzoeker Geert Jan van Oldenborgh van het KNMI is er doorgaans alleen in Indonesië een direct verband tussen een El Niño en droogte. Dat is waarschijnlijk ook zo bij het huidige exemplaar, dat naar het zich nu laat aanzien van „middelmatige” sterkte is. Een krachtige El Niño kan ook voor droogte zorgen in Australië, zuidelijk Afrika, Zuidoost-Azië en India, maar juist tot meer regen leiden in oostelijk Afrika en Mexico en het zuiden van de VS.

De droogte die El Niño in bepaalde delen van de wereld met zich mee kan brengen, kan op haar beurt gevolgen hebben voor de oogsten daar. Dat zou slecht nieuws zijn, zeker omdat de voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties FAO donderdag liet weten dat de voedselprijzen in juli met gemiddeld 6 procent zijn gestegen. Vooral suiker en graan werden duur betaald. De FAO waarschuwde voor een voedselcrisis.

In Nederland kan het natuurfenomeen alleen gevolgen hebben als het een krachtige El Niño is. „Dan valt er in het voorjaar iets meer regen. Bij een El Niño van deze sterkte merken we er hier niets van”, aldus Van Oldenborgh.

Een El Niño ontstaat doorgaans in de zomer en kan tot het einde van het jaar duren. Hoe dat voor dit exemplaar is, laat zich moeilijk voorspellen. „Het kan ook zijn dat hij in september of oktober al zijn piek heeft bereikt.” In de periode 2010-2012 was er een La Niña nabij de evenaar. Het oceaanwater is dan juist kouder dan normaal, wat meer regen in gebieden rond de Stille Oceaan veroorzaakt.