Verlost
Galaten 3:13a
„Christus heeft ons verlost van de vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons.”
De Middelaar zegt: „Mijn bloed reinigt van alle zonden! Al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw, al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol.” Wees niet ongelovig, maar gelovig. Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden, maar die niet geloofd zal hebben, zal verdoemd worden. Ik ben bereid u te verlossen, te vergeven, te zaligen! Mijn Vader neemt genoegen in het offer van Zijn Zoon. Ik heb Mijn leven voor u afgelegd, Mijn bloed vergoten, Mijn vlees verbroken; geloof alleen!
Zo staat de Heere aan het hart van de verbrijzelde zondaar te kloppen. Zo maakt Hij hem begeriger aan de ene zijde, maar ook afhankelijker aan de andere zijde, totdat hij geheel en al verslagen wordt. Zijn leven wordt hem ontnomen en het leven Gods geschonken. Met de tollenaar valt hij neer en zegt: „O God! Wees mij zondaar genadig!”
Dan omhelst Jezus hem. Hij breidt Zijn vleugels over hem uit: „Deze Mijn zoon was dood en is weder levend geworden. Heden is dit huis zaligheid geschied.” Ik heb de pers alleen getreden!
Ik geloof Heere! Kom mijn ongelovigheid te hulp!
Ik wil, word gereinigd.
Heere!
Deze ging af naar zijn huis, gerechtvaardigd zijnde door het bloed des kruises. Wij dan gerechtvaardigd zijnde, hebben vrede bij God door Jezus Christus, onze Heere.
L. G. C. Ledeboer, predikant te Benthuizen (”Een ABC door een Abéling”, 1845)