Kohlbrugge: Echte verlorenheid weet van geen waardigheid
Hermann Friedrich Kohlbrugge (1803-1875) benadrukte sterk de genadeleer van Luther en Calvijn. Wat is vandaag de dag de betekenis van deze theoloog?
Het belang van dr. H. F. Kohlbrugge voor onze tijd is eens verwoord door dr. C. Graafland (1928-2004): „Wij kunnen rustig zeggen, dat voor vele predikanten (en gemeenteleden) het vinden van Kohlbrugge een ontdekking en een bevrijding heeft betekend. Hoevele, vooral jonge predikanten, hebben door middel van zijn preken hun tweede bekering gekend, zoals hij die ook zelf gekend heeft. De radicalisering van het sola gratia, waarvan zij tevoren slechts een weinig verstonden, heeft hen in de ruimte gesteld. In de ruimte van de genade, in de ruimte van de verkondiging en in de ruimte van de kerk.
Voor hen is alles daardoor anders geworden: de verhouding tot God in Christus, de genade, de kennis der zonde, het Woord, de sacramenten, de kerk. Men is uit het diensthuis van het subjectivisme verlost en bevrijd tot de ware Bijbelse objectiviteit. Door middel van Kohlbrugge zijn velen pas werkelijk gaan verstaan, dat onze zaligheid buiten onszelf in Jezus Christus ligt. Kohlbrugge is ook degene, die ons van het systeem verlost heeft. De levende God slaat er met Zijn levend Woord dwars doorheen. We raken met al onze wegen en weggetjes vastgelopen en God neemt het Woord en houdt het Woord.”
Goede werken
Kohlbrugges onderwijs nestelt zich in je denken en bepaalt het. Maar opvallend genoeg is het toch niet Kohlbrugge die dit doet: het Woord gaat spreken. De theoloog laat het Woord spreken zoals het er staat. Een voorbeeld is zijn radicale uitleg van Romeinen 7:14. Daar vinden we uiteindelijk niets nieuws, geen gezochte diepere zin, maar het voor de volle honderd procent voor waar houden wat er staat, ongeacht de consequenties die dat met zich meebrengt.
Dan ontstaat die dringende vraag: En Gods wet dan? Hoe komt Hij aan Zijn eer? Want dat kan alleen door werken die voor de volle honderd procent goed zijn. Dat geldt ook voor de zogenaamde goede werken. Met minder neemt God nooit genoegen. Dus is het door ons pogen of alleen in en door Christus? Dan weer die radicaliteit: Kun je het niet zelf? Probeer het dan ook niet zelf, maar geef het uit handen in Zijn handen. Zie dat Hij betaald heeft. Niet half, maar helemaal. Hij heeft de wet volkomen (dat is: voor de volle honderd procent) vervuld.
Daarom is het zo’n ontdekking dat Kohlbrugge leert dat zowel de rechtvaardigheid als de heiligheid in Jezus Christus de gelovige volkomen is toegerekend, zowel persoonlijk als voor allen die met Hem één lichaam zijn. Let wel, de heiligheid is toegerekend, niet de heiligmaking. Die wordt door Zijn Geest in de mens gewerkt en brengt vruchten voort. Dat wordt ook verwoord in de Heidelbergse Catechismus, maar vraag en antwoord 60 zijn nooit zo radicaal uitgelegd als door Kohlbrugge.
Geloofsonzekerheid
Kohlbrugges accenten doorbreken vaak een langdurige geloofsonzekerheid. Ze stellen Gods waarheid in een bijzonder licht, dat daardoor het hart verlicht. Vergaat het veel christenen niet zo? Rechtzinnig in de leer, die verdedigend, anderen lerend? Maar ondertussen: zelf rechtvaardig voor God? Ja, hoe? Echt alleen door Christus en in Hem? Of blijkt dan dat we op welk terrein dan ook nog steeds (al geven we dat niet graag toe) zelf overeind staan? En is dan juist dát niet het terrein dat ervoor zorgt dat we niet vaststaan in het geloof, maar als de baren der zee gelijk zijn?
Telkens slaat Kohlbrugge ons neer als hij ons ontdekt aan hetgeen waarmee wij iets voor de Heere willen zijn. „Zonder geloof is het volbrengen van de wet even gruwelijk als het nalaten.” En: „Wat blijft er van een vrome man over als men de farizeeër van hem heeft afgestroopt? Een zondaar!”
De theoloog zet de mens daarmee weer op zijn plek in de laagte en laat hem daar het ”nochtans” van het geloof horen. Dan leren wij de werkelijke betekenis van: „Hij moet wassen, maar ik minder worden.” Hoe ruim Kohlbrugge ook is, hij is dat altijd tegen de achtergrond van de menselijke verlorenheid. Het erkennen van verlorenheid is geen voorwaarde die vereist wordt, maar een gesteldheid waardoor men alleen komt tot échte overgave aan pure genade. Want zo zitten wij nu eenmaal in elkaar. Wij zullen tegenstand blijven bieden tegen genade alleen zolang wij denken nog iets zelf te kunnen. Wat vertroost het Woord als we werkelijk uitgewerkt zijn, als ons echt alles uit handen is geslagen om alleen Hem over te mogen houden. Dan is het Evangelie een echt goede boodschap!
Vrijspraak
In al zijn preken en brieven roept Kohlbrugge ertoe op om zondaar te worden en te zijn. Natuurlijk niet in de uitleving, maar in de beleving! Daarom hoeft men zich niet eerst op te werken voordat men een voorwerp van genade kan zijn, maar men moet zijn onwaardigheid erkennen en God gelijk geven in Zijn spreken over ons. Dat is niet gemakkelijk; daar komen we met alles wat in ons is tegen in opstand. Liever werken we ons op en zodoende dood om tenminste nog enige waardigheid mee te kunnen brengen dan te erkennen dat we zonder Gods genade totaal verloren mensen zijn. Geloven is juist God voor een waarachtig Man houden, in al Zijn spreken, zowel in onze veroordeling als in onze onverdiende vrijspraak.
En Kohlbrugge zou Kohlbrugge niet zijn als hij niet liet zien dat wij gemakkelijk van ons niets-zijn nog een grond zouden willen maken. Dan zouden we nog iets in handen hebben, namelijk onze nietswaardige gestalte. Daar maken wij dan weer een grond van. Arme mensen als we zijn. Maar echte verlorenheid weet van geen waardigheid, maar roept vanuit de diepte tot God, Die alleen redden kan en zal.
„Iemand die zich diep verloren en onmachtig weet, zo een moet men niet vragen of hij geloven kán, want hij móét het, want hij voelt zich geheel en al verloren, daarom grijpt hij het enige middel aan, dat hem in zulk een ogenblik van angst en nood redden kan!” Waarheid in het binnenste, daar ging het Kohlbrugge om.
Als dit de les is uit Kohlbrugges prediking die wij voor onszelf geleerd mogen hebben, mogen we Kohlbrugge dankbaar zijn voor zijn onderwijs, omdat hij Christus gepreekt heeft in al Zijn volheid.
In ”Het is mij goed nabij God te wezen” (uitg. Den Hertog, Houten; ISBN 978 90 3312 446 4; € 34,90) heeft T. van Es 47 preken van dr. H. F. Kohlbrugge bijeengebracht die voor het grootste deel niet eerder in het Nederlands zijn verschenen.
Theoloog met evangelische radicaliteit
Hermann Friedrich Kohlbrugge (1803-1875) was een gereformeerde theoloog die sterk de genadeleer van Luther en Calvijn benadrukte. Hij werd geboren in Amsterdam in een gezin dat later lid werd van de Hersteld Evangelisch-Lutherse Kerk. Tijdens zijn theologiestudie kwam hij in conflict met een lutherse predikant, waarna hij aansluiting zocht bij de Hervormde Kerk. Hier werd hij echter niet toegelaten als predikant. Wel had Kohlbrugge contact met de mensen van het Réveil, zoals Isaac da Costa.
Kohlbrugge promoveerde cum laude op Psalm 45. Zijn dissertatie behandelt het bruiloftslied in dit Bijbelgedeelte als een beeld van de verhouding tussen Christus en de gelovigen.
In 1833 hield Kohlbrugge in het Duitse Wuppertal een serie preken. Vooral bekend is zijn ”komma-preek” over Romeinen 7:14. De kern van Kohlbrugges leer is: de gelovige is en blijft onheilig in zichzelf, maar is tegelijkertijd geheiligd in Christus. Door de evangelische radicaliteit hiervan werd Kohlbrugge niet gewaardeerd door de hoofdstroom van de 19e-eeuwse theologie. Wel vond hij weerklank bij gewone gelovigen in de rechterflank van de Hervormde Kerk.
In 1847 werd Kohlbrugge predikant in de Reformierte Gemeinde in het Duitse Elberfeld. Hij bleef hier tot zijn overlijden in 1875. De predikant heeft diverse theologische boeken op zijn naam staan.