Mystiek middeleeuws licht
voetnoot (u17(”Jan van Ruusbroec. Mystiek licht uit de Middeleeuwen”, door Paul Verdeyen; uitg. Davidsfonds/De Connecting Link, Bilthoven, 2003; ISBN 90 5826 213 8; 168 blz.; € 19,95;
De Antwerpse emeritus hoogleraar Paul Verdeyen heeft van zijn boek ”Jan van Ruusbroec” een derde, nieuwe uitgave het licht doen zien. Deels bestaat deze uit een biografie, waarvan er als het gaat om Ruusbroecs tijdgenoten, volgens Verdeyen slechts één bestond, namelijk die van de Groenendaalse kanunnik Hendrik Utenbogaerde ofwel Pomerius.
Verdeyen gaat af op deze biografie en meent dat er zo een nieuw Ruusbroec-beeld ontstaat. Hij geeft als Ruusbroecs sterfjaar 1469 en gaat helaas niet in op wat C. C. de Bruin in het tweede deel van het handboek der kerkgeschiedenis noemt: Pomerus is namelijk de uitvinder van de term ”devotio moderna” (actuele vroomheid), de eerste bijdrage van de Nederlanden aan het internationale geestesleven. Hij gebruikt die term vanaf 1410! Later vinden wij de uitdrukking in het geschrift van de moderne devoot Johannes Busch in de kroniek van Windesheim terug.
Verdeyens boek verschilt van de grote hoeveelheid geschriften die de laatste tijd over de middeleeuwse mystiek verschenen zijn, bijvoorbeeld van de hand van Frans Maas, Herman Vekeman en anderen. De meeste van deze pennenvruchten bestaan uit uitgaven van middeleeuwse mystieke geschriften, terwijl Verdeyen in het spoor van de door hem bewonderde Reypens -en in navolging van het boek over Jan van Ruusbroecs leven en werken dat in 1931 te Mechelen en Amsterdam onder redactie van het Ruusbroec-genootschap verscheen- een biografie en een bloemlezing uit zijn werken publiceert.
De inhoud van het boek van Verdeyen bestaat uit een overzicht van allerlei episoden uit Ruusbroecs leven en tien teksten die ten dele (bloem lezing!) zijn afgedrukt. Verdeyen gaat in op een van de bekendste geschriften van Ruusbroec, ”Het sieraad van de geestelijke bruiloft”. De uiteenzetting over vier soorten van goede mensen ontlokt hem op bladzijde 110 de gevaarlijke uitspraak dat de straffende God van Calvijn en de goddelijke zedenmeester van de jansenisten Ruusbroec onbekend zijn. Ook het relaas over de verhouding tussen Ruusbroec en Groote (blz. 73-77) is niet vrij van eenzijdigheid.
In het algemeen is Verdeyens studie aan te bevelen als inleiding tot het denken en de werken van Ruusbroec ofwel tot ”mystiek licht uit de Middeleeuwen”, de ondertitel die de auteur zijn boek meegeeft.