„Asbestregels te ver doorgeschoten”
APELDOORN – De Nederlandse politiek erkent dat asbest in gebouwen een probleem is, maar pakt dit op de verkeerde manier aan. Dat stelt Henk Onderstal.
Een paar jaar geleden schreef de Gezondheidsraad in een rapport dat er meer mensen aan asbest overlijden dan in het verkeer, vertelt de deskundige, die trainingen geeft over wet- en regelgeving rond asbest. De manier waarop de Nederlandse politiek daarop reageerde, staat Onderstal echter niet aan. „Ze hebben de regels nog strenger gemaakt, in plaats van dat ze met de betrokken parijen om de tafel zijn gaan zitten om te bespreken hoe we dit probleem kunnen oplossen op een manier die voor iedereen veilig en betaalbaar is.”
Asbest verwijderen is een vak waar werknemers een speciale opleiding voor moeten hebben, weet Onderstal. „Het is logisch dat vakspecialisten duurder zijn dan beunhazen.”
Hij hoort de laatste tijd geregeld van kleinere bedrijven dat ze stoppen met astbestverwijdering, omdat het te duur voor ze wordt. „Door de strengere regels is er een hele papierwinkel bijgekomen.”
Met de strengere regels speelt de overheid beunhazen in de kaart, merkt Onderstal op. „Die vertellen dat ze een klus voor 1000 euro kunnen doen, in plaats van de 4000 euro die iemand kwijt zou zijn voor asbestverwijdering door een specialist. Ze werken vaak op zaterdag, want dan is er geen controle.”
Of de maatregel om mensen in de Utrechtse wijk Kanaleneiland uit hun huis te halen in verhouding staat tot het risico dat ze lopen, kan de expert niet zeggen. „Daarvoor moet ik exacte cijfers hebben. Ik heb alleen gegevens uit de media.”
Wel noemt hij de aanpak van de gemeente Utrecht „hapsnapbeleid.” „Als je een gebied afzet, moet je de politie ook beschermende kleding laten dragen en kinderen niet op een naastgelegen veldje laten voetballen. De gemeente is hier onnauwkeurig mee omgegaan.”
Toen bekend werd dat er bij de renovatiewerkzaamheden in Kanaleneiland asbest was vrijgekomen, had de gemeente zo een protocol uit de kast kunnen trekken. In Utrecht zijn er ambtenaren die weten hoe in zo’n situatie te handelen, verzekert Onderstal. „Ze willen die kennis erover vaak wel inbrengen, maar ze stoten hun hoofd bij de beleidsmakers.”