Groen & duurzaamheid

Bergingsgebieden hebben zich bewezen

LEEUWARDEN – Nederland beleeft tot nu een natte zomer. In januari viel er nog veel meer regen dan nu. Zo veel zelfs dat retentiepolders moesten worden ingezet om het teveel aan water te bergen. Hoe werkt dat systeem eigenlijk en hoeveel water kunnen die polders aan?

Anja Mast
21 July 2012 00:12Gewijzigd op 14 November 2020 22:16
GOENGAHUIZEN - Polder Eilan-Oost. Kaartjes Wetterskip Fryslân
GOENGAHUIZEN - Polder Eilan-Oost. Kaartjes Wetterskip Fryslân

Tuinen en stukjes land die onder water liepen, poldergemalen die op volle toeren draaiden om het overtollige water weg te pompen en een dijkdoorbraak op eiland de Burd bij het Friese Grou. Het spande erom begin januari.

Na dagen van extreme regenval stond het water van de Friese boezem extreem hoog. Het gemiddelde waterpeil in Friesland is 52 centimeter onder NAP, maar nu zat de provincie er gemiddeld zo’n 20 centimeter boven, met uitschieters naar 50 centimeter. Wetterskip Fryslân besloot drie retentiepolders onder water te zetten om het regenwater te bergen, en dat werkte.

Tien centimeter zakte het water in de Tjonger bij Mildam toen op 5 januari de inlaat werd opengezet. Het inzetten van de Soestpolder bij Bergum en It Eilân-Oost bij Goengahuizen bood ook soelaas. Daar zakte het water respectievelijk 8 en 2 centimeter. Dat lijkt niet veel, maar een paar centimeter daling bij een knelpunt helpt al heel veel.

Volgens het Wetterskip Fryslân komt het gemiddeld maar eens in de dertig jaar voor dat na extreme regenval een retentiepolder echt moet worden gebruikt. Dan staan ze naar schatting maximaal een week onder water, afhankelijk van hoe hoog de waterstand is.

De bergingsgebieden hebben vooral lokaal effect. Als alle polders worden ingezet, heeft dat een verlaging van 1,5 tot 2 centimeter tot gevolg op de gehele Friese boezem. Hoe meer van die polders je tot je beschikking hebt, hoe groter dus het effect wordt op de boezem.

Maar Bert Piekstra van Wetterskip Fryslân legt uit dat het almaar uitbreiden van het aantal retentiegebieden nooit dé oplossing kan zijn voor alle wateroverlastproblemen. „Naast ruimtelijke maatregelen zijn er ook technische maatregelen nodig om de boezemwaterstand te beheersen. Het werkt niet om steeds maar het aantal retentiegebieden te blijven uitbreiden, opdat je bijvoorbeeld een gemaal overbodig kan maken. Want dat zou betekenen dat de gebieden dan bijna permanent onder water moeten staan. Gemalen blijven ook in de toekomst nodig om het peil over een langere tijd beheersbaar te houden.”

Hoe vond Wetterskip Fryslân de zes waterbergingsgebieden die het nu heeft? Kwestie van goed om je heen kijken bij het ophogen van kades in de provincie. „Kades die niet aan de nieuwste veiligheidseisen voldeden zijn in de afgelopen jaren aangepast. Als we dan in het gebied waar we aan het werk zijn een geschikt stuk land zien dat aan de boezem grenst, gaan we in overleg met de eigenaar”, licht Bert Piekstra toe.

Andersom krijgt het waterschap ook wel gebieden aangereikt door natuurbeheerders. Zo werd bij Bergum vorig jaar een proef uitgevoerd met het onder water zetten van de Soestpolder. Eigenaar Staatsbosbeheer wilde graag weten wat voor effect dat zou hebben op het gebied. De test was namelijk gelijk een middel om weidevogelsoorten als de grutto, watersnip, kemphaan, slobeend en zomertaling naar het gebied te lokken. Die gedijen doorgaans goed in plas-drasgebieden.

Met uitzondering van de zandwinput bij Mildam zijn de retentiepolders allemaal natuurgebieden, waarvan een deel ook een agrarische functie heeft. Zo maken twee boeren gebruik van de Joksepolder bij Eagum. Zij pachten de grond van Staatsbosbeheer, dat op zijn beurt het gebied weer ter beschikking heeft gesteld voor waterberging. „Dat gaat dan wel om stukken land die niet intensief worden gebruikt”, vertelt Piekstra.

Het waterschap heeft tussen 2001 en 2004 praktijkproeven gedaan in natuurgebied de Blokslootpolder bij Broek en ook op landbouwgrond bij Nij Bosma Zathe bij Goutum. Daaruit bleek dat het onder water zetten van landbouwgrond alleen nadelige gevolgen heeft voor de jaaropbrengst als extensief gebruikt land in het groeiseizoen onder water wordt gezet. „Bij intensieve landbouwgrond wordt de schade van een inundatie in het voorjaar in de tweede snede alweer hersteld. Boeren hebben daarbij vooral last van directe schade door spoelgaten, zwerfvuil en kapotte afrasteringen.”

De eigenaren kunnen daarvoor overigens een schadevergoeding krijgen. Het waterschap heeft van de eigenaren van de in 
januari ondergezette gebieden geen verzoek tot vergoeding 
gekregen. Alleen voor It Eilân-Oost is wat herinzaaiwerk vergoed. In de retentiegebieden komt doorgaans en laag van 30 tot 50 centimeter water te staan, afhankelijk van het type gebied en de hoogte van het maaiveld. Bij de zandwinput is dat 2 meter. In totaal kan daar 1.200.000 kuub water worden geborgen.

Het is daarmee het grootste retentiegebied in Friesland. Zandwinningsbedrijf Roelofs besloot zijn gebied beschikbaar te stellen omdat hij wil uitbreiden. Manager Berthil Krikken: „Voorwaarde van de provincie is dat je dan een nevenbestemming creëert. En Wetterskip Fryslân was juist op zoek naar extra retentiegebied.”

Het inrichten van dit gebied kostte het waterschap 1,65 miljoen euro. Er is een verbinding aangelegd van de put naar de Tjonger. Daarnaast is er voor 2800 meter aan kaden aangelegd om het water in het gebied te houden. Ook moesten er twee gemalen komen ter vervanging van het bestaande gemaal.

Het zandwinningsbedrijf kreeg in januari, volgens afspraak, 48 uur van tevoren te horen dat het gebied moest worden klaargemaakt voor gebruik. Een spannend moment. „Wij waren ook benieuwd hoe alles zou verlopen. Ik ben de volgende dag uit nieuwsgierigheid wezen kijken toen het gebied volliep. Het is goed gegaan. In de stukken land die we verpachten graast wel eens vee. Je moet er zeker van zijn dat die dieren van het land zijn, maar er liep niets. En in het geval er nog een zandzuiger in het water ligt, moet je ervoor zorgen dat deze kan meebewegen met het water, dus de leidingen afkoppelen.”

Wat het met je land doet als dat onder water komt te staan, ervoer Douwe Smitstra uit Ter Idzard. Hij pacht sinds een paar jaar 6,5 hectare grond van het zandwinbedrijf bij Mildam. Hij verbouwt er mais als voer voor zijn 95 melkkoeien. Het stuk grond ligt van september, als het mais is geoogst, tot april stil. Wel wordt er in die periode een ‘vanggewas’ geteeld om de meststoffen die in de grond zitten vast te houden. Dat gewas bleek niet bestand tegen enkele tientallen centimeters water. „Het was al niet mooi opgekomen omdat het te nat was geweest, maar het onder water zetten is wel funest gebleken. Alles was dood, zelfs het onkruid, dat was dan weer een pluspunt. Dit voorjaar hadden we een mooi schoon land. De grond was verder goed te bewerken, maar als dit in maart was gebeurd was het een ander verhaal geweest.”

Dit najaar komt nog een evaluatie van de keuzes die het waterschap gemaakt heeft om de wateroverlast tegen te gaan. De voorlopige eerste conclusie is in elk geval dat de inzet van de polders zijn effect heeft gehad. De capaciteit was voldoende. Bestuurder Roel de Jong: „Het is een samenspel van water vasthouden in de polders en bergen via de boezem. Je moet een aantal inschattingen maken. Zolang we het nog kunnen afvoeren doen we dat en maak je ruimte in de polders. We willen bergen met zo weinig mogelijk schade.”

De Jong sluit niet uit dat er in de toekomst nog meer retentiegebieden bij komen. „De doelstelling was in 2030 zevenhonderd hectare gerealiseerd te hebben. Met 537 hectare hebben we daar al voor een groot deel aan voldaan.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer