Ds. Kempeneers spreekt op zendingsdag cgk Elburg
ELBURG – Orthodoxe joden kijken soms minachtend neer op het christendom, maar christenen gedragen zich niet beter als ze zich niet bekeren.

Dat stelde ds. M. A. Kempeneers, predikant van de christelijke gereformeerde kerk in Katwijk aan Zee, woensdag tijdens de jaarlijkse zendingsdag van de christelijke gereformeerde kerk (cgk) in Elburg. De bijeenkomst trok een volle Ichthuskerk.
Ds. Kempeneers, oud-predikant van de gemeente in Elburg, ging uit van Jesaja 65:1: „Ik ben gevonden van hen die naar Mij niet vraagden (…)”. Hij zei dat orthodoxe joden soms neerbuigend doen tegenover christenen. In de Jeruzalemse wijk Mea Shearim maakte hij het mee dat ze als teken van minachting op de grond spuwden als er christenen passeerden.
In de tijd van Jesaja waren de joden trots op hun godsdienst, maar intussen tergden ze God, Die Zijn handen steeds tot hen had uitgebreid. Iets dergelijks kan nu ook gebeuren, aldus ds. Kempeneers. „De Heere heeft Zijn handen de hele dag naar ons uitgebreid, vanaf het ogenblik dat we geboren werden. Zijn aanbod komt tot ons. Hoe reageren wij daarop? Zijn we nog onbekeerd en vinden we ons heimelijk toch beter dan mensen die niet naar de kerk gaan?”
Onbekeerlijkheid heeft gevolgen, zei ds. Kempeneers. „Er zijn grenzen aan het aanbod van Gods genade. Als we de Heere maar laten roepen, is de invloed daarvan merkbaar in het nageslacht. Zouden de gevolgen van onze onbekeerlijkheid en wettische vroomheid niet langzaam maar zeker zichtbaar gaan worden?”
Ds. A. J. T. Ruis uit Damwoude sprak over de geschiedenis van de kamerling in Handelingen 8. Hij zei dat het zinsdeel „En Filippus deed zijn mond open”, er niet zomaar stond. „Gods knechten doen hun mond open om te spreken met ernst, vrijmoedigheid en om onderwijs te geven. In een van de voorgaande verzen staat dat Christus Zijn mond niet opendeed. Christus zweeg onder de valse beschuldigingen. Omdat Hij zweeg, mocht Filippus, en mogen predikanten hun mond opendoen om het Evangelie te verkondigen. Iedere preek die ze uitspreken, is betaald met het zwijgen van Christus.”
Ds. Ruis veronderstelde dat de kamerling na het vertrek van Filippus Jesaja 56 gelezen heeft, over de vreemden en de onbesnedenen. „Die mogen er ook bij horen.”
’s Middags sprak ds. A. van Heteren uit Urk over Johannes 6:37: „Al wat Mij de Vader geeft zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.” Ds. B. Reinders, hersteld hervormd predikant te Staphorst, mediteerde over Jesaja 54:2 en 3.
Student W. L. van der Staaij uit Elburg vertelde het jeugdverhaal.