„Excessief geweld Israël tegen Arabieren”
Een door de Israëlische regering ingestelde onderzoekscommissie heeft maandag kritiek geleverd op de wijze waarop de politie en bewindslieden de rellen hebben afgehandeld die op 1 oktober 2000 onder de Israëlische Arabieren uitbraken. Israël zou tijdens het optreden excessief geweld hebben gebruikt.
Bij onlusten in Noord-Israël vielen destijds dertien doden: twaalf Arabische burgers van Israël en een Palestijn. Verder werd een Joodse Israëliër gedood door een steen die tegen een auto werd gegooid.
De Israëlische regering van Ehud Barak besloot in november 2000 de commissie van onderzoek in te stellen. Dat deed Barak op verzoek van de families van de slachtoffers. De rellen deden zich voor tijdens het uitbreken van de zogenaamde al-Aqsa-intifada onder de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook. Bij de rellen in Galilea sloten Arabische betogers onder meer belangrijke verkeersaders af. Zij trachtten ook Joodse plaatsen te bestormen. De politie was onvoldoende voorbereid op de uitgebreide onlusten.
De commissie stond onder leiding van Theodor Or van het hooggerechtshof. De andere commissieleden waren de Arabische rechter Hashim Khatib en professor Shimon Shamir. De commissie verhoorde tweeënhalf jaar lang in openbare zittingen de betrokkenen.
Het rapport stelt dat Barak zich als premier onvoldoende bewust was van wat er zich in de Arabische sector afspeelde. Daardoor ontstond de mogelijkheid dat er op grote schaal rellen zouden uitbreken. De premier nam volgens de commissieleden geen maatregelen na de eerste dagen van rellen om het gebruik van dodelijke methoden door de politie te beperken. De premier slaagde er ook niet in van de politie een rapport te eisen over de gebeurtenissen die tot de dood van de slachtoffers leidden.
De commissie vindt niet dat Barak beperkt hoeft te worden in de uitoefening van toekomstige openbare functies. Voor de voormalige politicus is dat erg belangrijk, omdat hij zich mogelijk voorbereidt op een terugkomst in de politiek. Hij trad als premier en leider van de Arbeiderspartij af nadat hij in februari 2001 de verkiezingen verloor van Ariel Sharon van Likud.
Voor de toenmalige minister van Binnenlandse Veiligheid, Shlomo Ben-Ami, loopt de kwestie echter niet met een sisser af. De commissie adviseert dat hij in de toekomst geen positie meer inneemt die te maken heeft met Israëls binnenlandse veiligheid. De commissieleden zijn van mening dat hij in belangrijke mate in gebreke is gebleven bij de uitoefening van zijn functie. Hij bereidde de politie niet voor op de rellen in de Arabische sector, terwijl hij wist dat deze zouden kunnen uitbreken. Ook was hij zich onvoldoende bewust van het gevaar dat het gebruik van rubberkogels met zich meebrengt bij het uiteendrijven van groepen betogers.
De commissie kritiseert ook hoge politiefunctionarissen. De toenmalige hoofdcommissaris van politie, Yehuda Wilk, en het hoofd van het noordelijke politiedistrict, Alik Ron, mogen niet meer dienen op een hoge post in het veiligheidswezen. Beiden waren sindsdien al afgetreden. De commissie gelooft dat verschillende politiefunctionarissen moeten worden ontslagen of voorlopig geen promotie meer moeten maken.
Verder beoordeelt de commissie enkele Israëlische Arabieren. Sjeik Raad Salah, de vroegere burgemeester van Umm al-Fahm en leider in de islamitische beweging, Knesset-lid Azmi Bishara en Abdulmalik Dehamshe hebben de gemoederen opgestookt en zodoende meegeholpen aan het uitbreken van geweld. De commissie beveelt echter geen maatregelen tegen hen aan.
Het werk van de commissie was opmerkelijk omdat het trachtte de relatie tussen de staat en de Arabieren in Israël -die eenvijfde deel van de bevolking vormen- te analyseren. De commissie brengt de geweldsuitbraak in verband met de achterstelling van de Arabische sector. De staat en de diverse regeringen zijn er volgens de commissieleden niet in geslaagd de problemen van een grote minderheid binnen de Joodse staat op te lossen.
„Het establishment toonde onvoldoende gevoeligheid voor de noden van de Arabische bevolking en nam geen actie om de staatsuitgaven op gelijke wijze te verdelen”, aldus het rapport. De politie behandelde de Israëlische Arabieren als vijanden van de staat. De politie moet volgens het rapport haar personeel inprenten dat het Arabische publiek geen vijand is en niet als een vijand behandeld moet worden.
Israëlische Arabieren zijn ontevreden over de uitslag. Ze hebben laten weten gerechtelijke stappen te zullen nemen tegen degenen die de dertien slachtoffers hebben gedood. Verder vinden ze het overdreven dat hun leiders worden beschuldigd van opruiing.