Commentaar: Israël staat hete zomer te wachten
De waarschuwing van Israël aan het adres van de Libanese Hezbollahbeweging vorige week was niet mis te verstaan. Mocht Hezbollah het in haar hoofd halen de Joodse staat aan te vallen, dan zal de schade van de Libanonoorlog van 2006 verbleken bij de verwoestingen die het Israëlische leger ditmaal bij de noorderbuur zal aanrichten, aldus de militaire top.
En die verwoestingen van 2006 waren bepaald niet onaanzienlijk. Complete wijken van de Libanese hoofdstad Beiroet werden in puin gegooid. De infrastructuur van het Arabische land moest totaal op de schop.
Spierballen tonen is in het Midden-Oosten niet ongebruikelijk. Tot op zekere hoogte is het zelfs noodzakelijk. Want voor zwakte is geen plaats in deze cultuur, die drijft op trots en uiterlijk vertoon.
Toch is het Israëlische dreigement op zijn minst opmerkelijk. Kennelijk maakt de legertop zich zorgen over de regionale ontwikkelingen.
Daar is dan ook wel alle reden toe. Hezbollah vormt sowieso een permanente bedreiging voor de staat Israël. De Libanese beweging, volop gesteund door Iran, heeft naar schatting tot wel 100.000 raketten ter beschikking om doelen op Joods grondgebied te treffen.
Maar er is meer. Israël vreest dat de huidige regionale ontwikkelingen de Joodse staat binnen afzienbare tijd in een gewapend conflict zullen storten.
In buurland Syrië is al anderhalf jaar een bloedige opstand aan de gang, die steeds meer op een regelrechte burgeroorlog lijkt aan te koersen. Als de positie van de Syrische president Assad écht onhoudbaar wordt, zou hij zijn toevlucht in uiterste wanhoop kunnen nemen tot een aanval op Israël, om zo de aandacht van de binnenlandse problemen af te leiden en de Joodse staat tot een gemeenschappelijke vijand te maken.
Tevens bestaat de vrees dat de Syrische voorraad chemische en biologische wapens in verkeerde handen terechtkomt – niet in de laatste plaats in handen van Hezbollah. Dat zou voor Israël –terecht– een rode lijn zijn, en een concrete aanleiding om korte metten met de Libanese terreurbeweging te maken.
Ook dichter bij huis rommelt het voor Israël. In de Palestijnse gebieden rekt het slepende gebrek aan vooruitgang in het vredesproces de zenuwen steeds verder op. Het jongste advies van een Israëlische juridische commissie, deze week, om buitenposten van Joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever te legaliseren, zal de Palestijnse gemoederen zeker niet ten goede komen.
Boven dat alles hangt de dreiging van een nucleair Iran. De Iraanse economie bevindt zich in steeds zwaarder weer, nu Europa sinds 1 juli een olie-embargo tegen de Islamitische Republiek handhaaft. De olie-export is met een kwart afgenomen en de inflatie is tot ongekende hoogte gestegen.
Een kat in het nauw maakt rare sprongen. Dat zou ook wel eens voor Iran kunnen gelden. Teheran heeft al herhaaldelijk gedreigd de strategisch gelegen Straat van Hormuz af te sluiten. Een oorlogsdaad, wat Washington en Londen betreft. Met alle gevolgen voor Israël van dien.
De Joodse staat gaat vermoedelijk nog een hete zomer tegemoet.