Dat staat in het convenant Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer, dat minister Spies van Binnenlandse Zaken (CDA) maandag heeft ondertekend met streekvervoerders, provincies, stadsregio’s en het CNV.

De partijen hebben afgesproken om een basisnorm voor veiligheid te laten gelden bij de aanbesteding van het openbaar vervoer. Dit moet voorkomen dat de sociale veiligheid het onderspit delft in de concurrentiestrijd tussen vervoersbedrijven.

Er zijn ook afspraken gemaakt over een veilige werkplek. Zo wordt er volgens het ministerie „goed gekeken naar het minimumaantal toezichthouders dat wordt ingezet.” De maatregelen moeten tot merkbare effecten leiden voor de ruim 28.500 werknemers in het openbaar vervoer en voor de passagiers.

Het convenant is een van de maatregelen van de maandag opgeheven Taskforce Veiliger Openbaar Vervoer, waarin vervoersbedrijven, overheden en vakbonden vertegenwoordigd zijn. Een maatregel van deze werkgroep die al eerder werd ingevoerd is het verbeteren van de communicatie tussen de ov-bedrijven en de politie.

Vakorganisatie FNV Bondgenoten stelde maandag het convenant niet te willen ondertekenen. De vakbond is boos dat afspraken over de inzet van toezichthouders niet zijn opgenomen in een convenant tussen de opdrachtgevers van het streekvervoer en de bonden, terwijl dit volgens FNV Bondgenoten de belangrijkste maatregel is om veiligheid in bussen te garanderen.

In een brief aan Spies zegt de bond te wachten op een onafhankelijk onderzoek dat is aangekondigd naar het aantal toezichthouders per concessiegebied voor het openbaar vervoer.

Volgens bestuurder Jan Heilig van FNV Bondgenoten vinden de stadsregio’s en provincies toezicht te duur. Bij de totstandkoming van het convenant hebben zij volgens de FNV’er duiddelijk laten blijken dat ze „geen cent over hebben voor veilig openbaar vervoer voor reiziger en chauffeur.”