Kerk & religie

Helft van bevolking heeft nominale band met kerk

Bijna de helft van de Nederlanders heeft een nominale band met de kerk. De kerken vervullen verder op centrale levensmomenten van veel Nederlanders een rol. Dat stelt onderzoeker dr. L. G. M. Spruit in een studie van het Kaski, die donderdag gepresenteerd werd tijdens de start van de actie ”Kerkbalans”.

Kerkredactie
15 January 2002 09:43Gewijzigd op 13 November 2020 23:21
AMSTERDAM - Bijna de helft van alle Nederlanders ervaart op de een of andere manier een band met de kerk. Ongeveer 10 procent van de bevolking gaat met een zekere regelmaat -dat is: eens per maand- naar de kerk. Foto: middagpauzedienst in de Engelse Kerk,
AMSTERDAM - Bijna de helft van alle Nederlanders ervaart op de een of andere manier een band met de kerk. Ongeveer 10 procent van de bevolking gaat met een zekere regelmaat -dat is: eens per maand- naar de kerk. Foto: middagpauzedienst in de Engelse Kerk,

De studie van het Kaski (Katholiek sociaal kerkelijk instituut voor sociaal-wetenschappelijk onderzoek) bevat de kerncijfers van de zeven kerkgenootschappen die deelnemen aan de actie Kerkbalans. Dat zijn de Rooms-Katholieke Kerk, de drie Samen op Weg-kerken, de doopsgezinden, de remonstranten en de oud-katholieken. De cijfers geven beknopt weer hoe de kerken kwantitatief in de Nederlandse samenleving present zijn met hun leden, hun voorgangers, gebouwen en organisaties.

Dat bij centrale levensmomenten de kerk een rol speelt, blijkt uit het feit dat bij 41 procent van de Nederlanders bij overlijden de kerk present is. Bij 27 procent van de geboorten speelt de kerk door doop of anderszins een rol. Van alle Nederlanders trouwt 18 procent in de kerk. Op zondag gaan ongeveer een miljoen Nederlanders naar de kerk, dat is ongeveer 6,5 procent van de bevolking. Ongeveer 1,65 miljoen Nederlanders, 10 procent van de bevolking, gaat met een zekere regelmaat, dat wil zeggen ongeveer een keer per maand, naar de kerk.

De zeven kerkgenootschappen tellen bij elkaar 7,75 miljoen leden, dat is bijna de helft van alle Nederlanders. Terwijl de Nederlandse bevolking in 2000 groeide met 0,8 procent, daalde het aantal kerkleden met 1,3 procent, dat wil zegen met 101.000 leden. De ledentallen krimpen vooral omdat er minder kinderen gedoopt worden. Middelbaren en ouderen nemen een steeds grotere plaats in onder de kerkelijke bevolking.

Er zijn 1600 rooms-katholieke parochies, 1320 centrale hervormde gemeenten, 857 gereformeerde kerken en circa 250 geloofsgemeenschappen van de vier kleine kerken. Samen hebben ze 5175 kerkgebouwen.

In de kerken zijn ongeveer 6000 mensen betaald en professioneel werkzaam in prediking en pastoraat. Daarnaast zijn er betaalde krachten als kosters, huishoudelijk personeel, administratieve krachten, onderhoudspersoneel, enzovoorts. Een ruwe schatting leert dat de kerken in Nederland aan rond de 9500 mensen werkgelegenheid bieden. Daarnaast zijn er nog rond de 541.500 vrijwilligers actief. Dat wil zeggen dat op 7,75 miljoen leden 7 procent vrijwilliger is.

In de Rooms-Katholieke Kerk ontvingen in het jaar 2000 rond de 30.000 jongeren van twaalf tot dertien jaar het sacrament van het vormsel. In de Hervormde Kerk deden 4700 leden belijdenis, in de Gereformeerde Kerken 3000.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer