Zorgen over toekomst kerk Sudan
Het dictatoriale regime van het islamitische Sudan streeft sinds de afscheiding van het christelijk-animistische zuiden naar een Arabische monocultuur. De christenen in het land voelen de druk toenemen.
„Bijbelschool?” Met een hoofdknik en een vragende blik wijst de bejaarde Sudanees de weg: verder het hobbelige pad af. Die vragende blik wordt duidelijk als de school opdoemt. Hier zal voorlopig geen leerling meer onderwijs ontvangen. Op het plein voor de school liggen grote hopen zwartgeblakerde Bijbels en andere lectuur. De wind speelt geagiteerd met half vergane schoolboeken met vrolijke plaatjes. Er ligt een verbrand rugtasje. Her en der ineengetrapte stoelen. Ertussendoor scharrelt een stel magere straathonden, met hun neuzen grommend wroetend tussen de half vergane papierberg.
Terzijde van het plein staat een uitgebrand gebouw: de evangelische Bijbelschool van de Sudanese hoofdstad Khartoem. Links en rechts van de hoofdingang duidt een kruisteken de identiteit van de onderwijsinstelling aan.
In het gebouw is de chaos haast nog erger dan op het plein. In de bibliotheek zijn de boekenkasten omver geduwd, stoelen omver gesmeten, de boeken vertrapt. In een hoek staat een elektrisch orgeltje te zwijgen. Computers zijn letterlijk in elkaar gehakt. Overal ligt glas. ”Is God in control of everything?” vraagt een besmeurd boek van de bekende theoloog J. I. Packer vanaf de grond.
Wat hier gebeurd is? In een van de verlaten lokalen blijkt een gezinnetje zijn intrek te hebben genomen. De man zit op het stalen bed. Hij brengt zijn beide vuisten bij elkaar. „Fighting”, zegt hij dan. „Ah-oeh.” Daarmee is zijn Engelse vocabulaire uitgeput. „Oeh-ah”, zegt hij daarom nog eens. „Fighting.” Hij trekt een bedroefd gezicht.
De taxichauffeur biedt uitkomst en vertaalt zijn verdere verhaal uit het Arabisch. „In deze wijk wonen radicale moslims”, verklaart de schoolbewoner. „Zij hebben een aantal weken geleden deze puinhoop aangericht.” Met een hoofdknik naar een van de kruizen bij de ingang: „Dit is een christelijke school.” „Heilige Bijbel”, voegt hij er verduidelijkend aan toe.
Volgens de man houden de verwoestingen in de school direct verband met de spanningen tussen inwoners in de wijk die oorspronkelijk uit Zuid-Sudan komen, en vaak christen zijn, en de overige Sudanezen. Toen de Zuid-Sudanese leider John Garang in 2004 bij een helikopterongeluk omkwam, zouden zuiderlingen in de wijk mot hebben getrapt. Ze verdachten het noordelijke regime in Khartoem van een aanslag. En nu het zuiden zich afgescheiden heeft van Sudan, hebben de islamitische wijkbewoners wraak genomen. De man trekt weer een donkere blik.
De lezing van de man tekent de spanningen. Wellicht is het geen toeval dat het incident plaatsvond tijdens de recente inval van Zuid-Sudan in het noordelijke oliestadje Higlige. Inwoners van Khartoem zeggen dat de spanningen in de stad toen hoog opliepen. Sudanezen waren woest op de zuiderlingen.
Het geval heeft de taxichauffeur intussen een ongemakkelijk gevoel bezorgd. Hij lucht op de terugweg zijn hart. „Dit is niet volgens de islam”, zegt hij met nadruk. „De islam leert ons in vrede met iedereen te leven: joden, christenen, maakt niet uit. En Jezus komt ook in de Koran voor. Hij is een profeet. En Maria, we geloven ook in haar. Die radicalen die dit hebben gedaan, hebben er niets van begrepen.” Hij geeft geërgerd een stoot gas.
Eén religie
„Met veel moslims hebben we als christenen geen enkel probleem”, zegt bisschop Ezekiel Kondo van de Anglicaanse Kerk van Sudan in zijn kantoor in Khartoem. „Ze zijn gematigd en respecteren het christelijk geloof. Ze komen hier bijvoorbeeld in de kerk bij een begrafenis of bruiloft van christelijke buren.” Toch is er volgens de geestelijke alle reden om grote zorgen te hebben over de toekomst van de kerk in Sudan.
Hij maakt duidelijk dat de verwoesting van de Bijbelschool bepaald geen op zichzelf staand incident is. „Onze anglicaanse kathedraal hier is twee weken geleden nog aangevallen”, zegt hij. Hij vult het lijstje moeiteloos aan met nog een reeks gevallen, zoals de confiscatie van rooms-katholieke scholen. „We merken dat het sinds de scheiding met het zuiden moeilijker wordt voor ons als christenen in Sudan. Afgelopen Kerst was bijvoorbeeld voor het eerst in de geschiedenis van Sudan geen officiële vrije dag meer voor de schoolkinderen. Dat zijn geen goede signalen.”
De ontwikkeling lijkt samen te hangen met de politiek die het regime-Bashir sinds de afscheiding van het zuiden (weer) hanteert: één taal, één geloof, één cultuur. Hoewel christenen in Khartoem op vrijdagen en zondagen vooralsnog op tientallen plekken openlijk kunnen samenkomen, past het christendom niet in de Arabische monocultuur die het bewind voorstaat.
De christelijke zuiderlingen hebben nu bovendien hun eigen land, is de redenering. Hun gebouwen, zoals kerken, kunnen dus overgenomen worden. En als radicale groepen daarbij een handje helpen, is dat mooi. Dat is het beeld dat christenen in Sudan vrij algemeen van hun situatie schetsen.
Volgens hen hield de politie niemand tegen toen islamitische jongeren recent na een oproep in een naburige radicale moskee de Bijbelschool belaagden. En de sterke arm zou al evenmin een vinger hebben uitgestoken toen de anglicaanse kathedraal onder vuur lag.
Buitenlanders
Sudan kent een grote koptisch-orthodoxe gemeenschap en nog enkele andere internationale kerken, zoals de Ethiopisch-Orthodoxe Kerk, die weinig hinder ondervinden. Voor het overige vallen in de ideologie van het Sudanese regime zuiderlingen en christendom echter nagenoeg samen en wordt de kerk gezien als een on-Arabisch fenomeen. Zuiderlingen zijn christelijk en etnisch gezien Afrikanen, evenals bijvoorbeeld een deel van de islamitische inwoners van Darfur. Dat geldt evenmin als een pre.
De zuiderlingen maken inderdaad een belangrijk deel van de kerk in Sudan uit, maar de kerk is breder, maakt bisschop Kondo duidelijk. „Ik kom bijvoorbeeld uit het Nubagebergte en dat is gewoon Sudan. Veel mensen zijn daar christen. Ik zou dus niet weten waarom het christendom hier geen plaats zou mogen hebben. Historisch gezien is het ook niet te verdedigen dat Sudan puur islamitisch moet zijn: het christendom was hier nota bene eerder dan de islam.”
De bisschop merkt dat de kerken sinds de afscheiding van het zuiden aanmerkelijk leger zijn geworden. Vele tienduizenden Zuid-Sudanezen zijn naar hun nieuwe vaderland getrokken, vrijwillig dan wel gedwongen. „Maar”, zegt Kondo, „stel dat alle zuiderlingen hier weggaan, dan is de kerk in Sudan nog niet verdwenen. Het is bovendien Gods kerk. Dus zal die hier niet verdwijnen. Misschien zijn we straks nog maar met een kleine groep mensen, maar we zullen doorgaan.”
Kondo vreest intussen wel dat de overgebleven Zuid-Sudanezen in Sudan het nog lastig gaan krijgen in Sudan. Vooralsnog gaat het om een behoorlijke groep van enkele honderdduizenden mensen. „Sinds de afscheiding zijn alle Zuid-Sudanezen hier buitenlanders geworden, ook al hebben ze hier generaties gewoond. Ze kunnen niet zomaar meer reizen in Sudan of geld van de bank halen. Hun documenten zijn niet meer geldig. Het beleid is dat ze allemaal naar Zuid-Sudan moeten, maar een absolute deadline is nog niet gesteld.”
Hij hoopt dat het er nog van komt: een redelijke overeenkomst tussen Sudan en Zuid-Sudan, waarin er ruimte geschapen wordt voor zuiderlingen om in Sudan te wonen en te werken. En hij hoopt dat het Sudanese regime van gedachten verandert en christenen ruimhartig de vrijheid zal geven om hun geloof te beleven.
Voedselprijzen
Niet alleen christenen en zuiderlingen merken dat er sinds de afscheiding van het zuiden dingen zijn veranderd. Sinds de scheiding staan beide landen op voet van oorlog met elkaar, wat er onder meer toe heeft geleid dat Zuid-Sudan de olieproductie heeft stopgezet. Dat heeft ook de economie in Sudan een forse knauw gegeven, omdat er nu geen inkomsten meer zijn uit de pijpleidingen die door Sudan lopen. De voedselprijzen zijn de afgelopen maanden drastisch gestegen.
„Het is allemaal een gevolg van het stupide beleid van het regime hier”, foetert Ahmed, een goed opgeleide dertiger zonder vast werk. „Die mannen aan de top denken maar aan één ding: macht. De bevolking lijdt eronder.” Ahmed staat bepaald niet alleen met zijn verhaal. Als je losjesweg informeert hoe het gaat in Sudan, barst er vaak een tirade los op het regime en op president Bashir. Een kleine groep profiteert, de grote meerderheid betaalt het gelag.
De onrust in het land steeg de afgelopen weken dermate, dat grote groepen jongeren in verschillende Sudanese steden de straat op gingen om tegen het regime te ageren. De politie trad bijzonder hard op en gebruikte onder meer traangas. Honderden demonstranten zijn zonder enig vorm van protest opgesloten. Ahmed denkt dat de opstand door deze harde repressie geen kans van slagen heeft. „De meeste mensen zijn bang voor het regime. Van sommige demonstranten is helemaal niets meer vernomen.” Hij schudt zijn hoofd. „Ik wil weg hier”, zegt hij. „We kunnen hier niets. Ik heb vrienden met een universitaire opleiding die sinaasappels staan te verkopen.”
Scholen
Wat de kerk betreft, is het sinds de onafhankelijkheid nooit makkelijk geweest in Sudan, onderstrepen veel Sudanese christenen. „Al onze kerken in Sudan zijn gebouwd in de tijd van het koloniale regime”, zegt een pastor van de Rooms-Katholieke Kerk, die om hiërarchische redenen niet officieel mag optreden. „We hebben sinds de onafhankelijkheid hier geen enkele nieuwe kerk meer mogen bouwen.” Anders dan bijvoorbeeld de Koptische Kerk, is de Rooms-Katholieke Kerk niet officieel geregistreerd bij de overheid.
Toen eind jaren tachtig grote groepen zuiderlingen naar het noorden trokken, opende de kerk wel scholen. „We merkten dat veel jonge zuiderlingen op de islamitische scholen hier zich tot de islam bekeerden. Ze misten de basis om daar weerstand tegen te bieden. De eigen scholen waren dus van groot belang, maar zijn ook altijd open geweest voor andere leerlingen. Het waren geen exclusieve scholen voor zuiderlingen.”
Het steekt hem daarom te meer dat veel scholen nu worden geconfisqueerd door de regering. „Sommige scholen staan nu inderdaad leeg, maar daar hadden we nog wel plannen mee. Als de regering nu nog de moeite had genomen met ons te overleggen, was het al heel anders geweest.”
De Rooms-Katholieke Kerk in Sudan bestaat voor meer dan 80 procent uit zuiderlingen, aldus de pastor. „Dat is een nog veel hoger percentages dan bij sommige protestantse kerken. Ik schat dat sinds de scheiding meer dan de helft van onze kerkmensen zijn vertrokken.” Veel van de geestelijken zijn ook zuiderlingen, en hebben nog geen officiële verblijfsstatus.
De pastor, zelf een Zuid-Sudanees, heeft er echter goede hoop op dat ze wel mogen blijven. „De kerk moet haar werk hier kunnen voortzetten. Maar er zijn tekenen die erop wijzen dat christenen hier een tijd van lijden tegemoet gaan.”