Commentaar: Een ramp ”made in Japan”
Eén enkele persoon naar de psychiater verwijzen, dat is nog tot daar aan toe. Een complete samenleving zo’n advies geven, dat is wel heel bijzonder.
Toch gebeurde dat gisteren in Japan, waar een door het parlement ingestelde onderzoekscommissie rond de kernramp in Fukushima (11 maart vorig jaar) concludeerde dat de ramp ”made in Japan” was.
Overigens is het goed om te blijven beseffen dat de 16.000 doden (en daarnaast nog 3300 vermisten) vorig jaar niet vielen tijdens die kernramp, maar al eerder, toen als gevolg van een aardbeving een tsunami de kuststreek overspoelde.
Intussen is de ‘culturele’ conclusie van de commissie een opmerkelijke. De leden hekelen de „Japanse neiging om vast te houden aan wat ooit is afgesproken aan programma’s en protocollen”, ze kritiseren de „passiviteit onder burgers”, hun „lijdelijkheid” en gebrek aan kritische zin jegens de autoriteiten, de „groepscultuur” en het „eilanddenken.” Je zult het als samenleving maar voorgeschoteld krijgen! Hier wordt bijkans het bestaansrecht van een complete natie ter sprake gebracht.
De diepgewortelde kenmerken van de Japanse politiek en de bestuurscultuur hebben vooral ook een historische oorsprong. Zo is de Japanse samenleving in bepaalde opzichten nog altijd een oorlogssamenleving, voortgekomen uit de naoorlogse urgentie tot opbouw van een verwoest land. Een land waar de regering en de top van het bedrijfsleven exclusief de handen ineensloegen, bijeengehouden en geleid door een machtige, behoudzuchtige en stroperig functionerende ambtenarij.
De handen ineenslaan werd zodoende al snel: elkaar de handen boven het hoofd houden, en ook rond Fukushima kwam dat naar voren. Zo meldt het rapport hoe controleurs van het „onafhankelijke” NISA –de inspectiedienst voor kernenergie– het op een akkoordje gooiden met de bedrijfsvoering van Tepco, de eigenaar van de centrale, bijvoorbeeld wat betreft het al of niet doorvoeren van verbeteringen.
De schuld voor wat misging wegmasseren door er een culturele kwestie van te maken, of de schuld voor de ramp uitsmeren over alle Japanners, is hopelijk niet de bedoeling van de commissie.
Tegelijkertijd klemt de vraag hoe Japan op langere termijn zulke ingrijpende veranderingen kan ondergaan. De onderzoekscommissie roept op tot een onafhankelijkere opstelling van burgers jegens de autoriteiten. De term ongehoorzaamheid valt zelfs.
Veel wijst erop dat de machtselite van politici, ambtenaren en ondernemers vastbesloten is om op de oude voet verder te gaan. Want nog voordat de commissie gisteren oordeelde dat het Japanse kernenergieprogramma niet veilig is, besloot de regering om een van de vijftig stilgelegde reactoren te herstarten.
De protesten die dat besluit teweegbracht, suggereren iets van een mentaliteitsverandering onder burgers, maar de realiteit is een andere. Want zolang de stem van de burger op stráát klinkt, en niet wordt vertolkt én bevestigd door verantwoordelijke politici, is er geen reden tot optimisme.