Maak zelf een rokje met Madame Zsazsa
Met het boek ”Allemaal rokjes” voor me weet ik het zeker: zo’n kleurig rokje naaien, dat wil ik ook. Volgens auteur Madame Zsazsa kan iedereen het. Zelfs ik, die hooguit met een paar rechte stiksels een dekbedhoesje in elkaar flans.
Als ik het op de markt gekochte wit-met-rode bloemenstofje in rokvorm op mijn werktafel heb gedrapeerd, een knalgroen kantje aan de onderrand, word ik overmoedig. Zeker wanneer mijn man zegt dat het net een rokje lijkt uit de te dure winkel waar ik graag veel meer zou kopen dan ik nu doe. Vanaf nu, neem ik me voor, maak ik gewoon zelf rokjes van leuke stofjes en mooie lintjes.
Eh, als het me lukt, natuurlijk. Ik neem het zekere voor het onzekere, leg stof, rits, garen en band in de auto en rijd naar mijn ouders. Is er in elk geval een naaicoach achter de hand, voor crisissituaties. Het model heb ik thuis al uitgeraderd. Madame Zsazsa werkt met halve patronen: ze knipt halve voor- en achterpanden uit patroontekenpapier en legt ze op dubbele stof (en, voor kenners: tegen de stofvouw) zodat ze heel zijn zodra ze uit de stof worden geknipt. Een meter stof is voldoende voor een A-lijnrok zoals ik die wil maken. Daar kwam ik na enig zoeken achter, omdat het niet per werkbeschrijving staat aangegeven.
Eigenlijk snap ik niet zo goed waarom ”Allemaal rokjes” zo motiveert om aan de slag te gaan. Ik schaam me haast als ik het model dat ik wil maken aan mijn moeder laat zien. Het is het allersimpelste rokje dat bestaat. Ik zie het haar al denken: En daar heb je een heel boek voor nodig? Dit soort rokjes staat bij bosjes in haar verzamelde jaargangen modebladen.
Ze reageert tegenovergesteld. Zij –behoorlijk ervaren met de naaimachine– wil zelf de wikkelrok gaan maken. Ik denk dat vooral de uitstraling van het boek het ’m doet: de tekst is stimulerend („het enige wat u kunt is naden van 1 centimeter stikken”) en de foto’s laten bijzonder vrolijke rokjes zien. Veel aantrekkelijker dan een werkbeschrijving in een Knipmode of Burda die op het eerste gezicht vooral abracadabra bevat. Vooral de talrijke werktekeningetjes zijn voor een beginner onontbeerlijk. Maar soms zorgen ze voor hoofdbrekens. Want waarom ziet het er bij mij anders uit dan op het plaatje als ik rugpand op voorpand leg? Heb ik toch niet netjes genoeg gewerkt? En moet ik in dit geval de zijnaden netjes op elkaar leggen of moet ik juist zorgen dat de bovenkanten gelijk lopen? Ik gok op het eerste.
Dan de rits. „Heb je een blinde rits?” vraagt mijn moeder. Ik hoor verbazing in haar stem en voel pardoes twijfel. Het mag dan in theorie wel mooier staan, zo’n blind geval, een rits is natuurlijk pas fraai als hij netjes in de naad zit. Madame Zsazsa beschrijft gelukkig duidelijk hoe het moet en na wat gehannes met de rechtse en de averechtse kant van de stof snap ik welk deel van de rits op welke kant van de stof genaaid moet worden. Spelden gebruikt Zsazsa zelden, maar ik vind het al een opgave om mét spelden niets te laten verschuiven. Zodra beide kanten van de rits vastzitten slaat de nieuwsgierigheid toe: eerst passen. Ik speld de zijnaad verder dicht, keer de rok om en stap erin. Oei, ik geloof dat het meer een heuprok wordt dan de bedoelde taillerok. Volgende keer toch maar een maatje kleiner uitraderen. Maar het lijkt op een rok. Terwijl ik nog maar één zijnaad gestikt en één rits ingezet heb!
De euforie duurt kort: de rits wil niet dicht. Er blijken een paar tandjes van de rits te zijn meegestikt. Dat heb je als je zo dicht langs de rits wil naaien. Lospeuteren en opnieuw doen dus. Dan de zijnaad verder dicht. „Zonder 1 stukje met de hand!” staat in het boek, in triomfantelijk krullende letter. Leuk idee hoor, maar hoe kan het nou dat het me niet lukt het stiksel aan te laten sluiten op het stiksel naast de rits? Ik doe toch wat er staat? Het eind van het liedje is dat ik een stukje met de hand dichtnaai. Best netjes, al zeg ik het zelf. Zo lang er geen close-upfoto van de linkerzijnaad in de krant hoeft, ben ik tevreden.
Het beleg –de afwerking van de binnenkant– gaat prima. Achteraf gezien had ik het rokje beter kunnen voeren, omdat Zsazsa de gevoerde versie in haar beschrijving als uitgangspunt kiest. Nu snap ik pas na wat gepuzzel welk stukje van de uitleg ik mag overslaan en welk voor mijn simpele ongevoerde versie juist wel van belang is.
Twee weken later kom ik er eindelijk aan toe om de zoom met het kantje af te werken. Dan snap ik ineens waarom mijn favoriete rokjes –die bij voorkeur hier of daar een kleurig lintje hebben– zo prijzig zijn. Al die dames in naaiateliers zitten vast, net als ik, een ochtend lang te zwoegen om zo’n bandje enigszins toonbaar op de stof te krijgen. En dan nog beweegt het stiksel zich soms akelig dicht langs de rand en zijn het begin en het einde van het lint niet mooi op elkaar gestikt. Madame Zsazsa, uw boek is geweldig, maar waar blijven uw tips om zo’n kantje netjes op de stof te krijgen?
Ik zou zo graag een stofje met zo’n prachtig retromotiefje kopen bij een van de webwinkels die op Zsazsa’s blog adverteren. Maar ik spreek mezelf toe: niets daarvan, eerst verder oefenen op goedkoper spul.
Broekjes met bloemenprint
”Allemaal rokjes” (uitg. Standaard, Antwerpen; ISBN 978 90 022 5192 4; € 19,95) van Madame Zsazsa, alias Kim Leysen, loopt als een trein. In Vlaanderen staat het boek, dat in een lichtvoetige en persoonlijke stijl is geschreven, hoog in de verkooptoptienen en inmiddels is het toe aan een tweede druk. Het biedt patronen voor ruim twintig rokjes voor meisjes vanaf twee jaar tot vrouwen met maat 46.
Kijk vooral ook even op de weblog van de auteur, al is de vaak humorvolle tekst een enkele keer op het randje. Het item ”Patronen” is zeker de moeite waard. Daar zijn modellen –meestal geen uitgewerkte patronen– te zien die Madame Zsazsa heeft gemaakt. Niet alleen rokjes, maar bijvoorbeeld ook broeken voor haar twee zoontjes. Met een opvallende plooi, een kleurig paspelbandje of zelfs bloemenprint. Over the top, vindt haar man soms, schrijft ze op het blog. Voor wie ook zo denkt blijft er genoeg moois over: tips om zelf een patroon te tekenen of juist tijdbesparende ideeën. Bijvoorbeeld om een strook tule onder een onderrokje van de Zeeman te naaien en die dan vervolgens onder een eenvoudig rokje van H&M te dragen. Of om het beleg van een rok zo vast te stikken dat er net een randje zichtbaar is aan de goede zijde van de rok, zodat het lijkt alsof er een bandje is meegenaaid.