Drogredenen
De meeste mensen maken geen recht werk van hun toestand na hun dood. Er zijn er zeer veel in de wereld die om hel of hemel, om zaligheid of verdoemenis, weinig of niet denken. Zij leven alsof er geen God is, en alsof er geen eeuwigheid aanstaande is. Er zijn er ook nogal wat die wel denken en wel toestemmen dat ze naar de hel gaan, maar zij troosten zich en willen van hun zondige leven geen afstand doen. Zij zullen het er maar op wagen: gaan ze verloren, zo gaan ze verloren.Er zijn weer anderen die zeggen: Men kan het niet weten of men zalig zal worden of niet, dat zijn verborgen dingen. Die zijn voor de Heere onze God. Die mensen zijn door hun onkunde in dit stuk volkomen rooms. Weer anderen weten en geloven wel dat men dat weten kan, maar zij onderzoeken dat stuk voor zichzelf nooit, omdat ze daar geen lust toe hebben, of omdat ze zichzelf daar geen tijd voor gunnen, of omdat ze vrezen dat het slecht uit zal vallen.
Weer anderen beginnen zichzelf te onderzoeken. Nauwelijks zijn ze begonnen of ze stoppen ermee, of zij worden verhinderd, of zij lopen er wat luchtig overheen. Hun conclusie is: het beste is niet te twijfelen. Zij zijn als de baren der zee gelijk. En wat zijn toch hun gronden? Sommigen hebben in het geheel geen grond, zij stellen dat zomaar voor zichzelf vast.
Gerardus van Aalst, predikant te Westzaandam (Geestelijke mengelstoffen, 1758)