Een blijvende worsteling om het evenwicht
„Het Nederlandse volk heb ik in de afgelopen 25 jaar zien wegvallen in zedelijke verwording en de Hervormde Kerk is daar achteraan gegaan.” Tot deze trieste constatering komt ds. D. J. Budding uit Waarder. Echter: „Bij jongeren zie ik juist een toenemende honger naar een eerlijke, duidelijke, bijbelse prediking. Overal waar de schriftuurlijk-bevindelijke prediking gevonden wordt in Nederland, groeien de kerken. Dat is een signaal dat God met Zijn Geest niet van de kerken is geweken.”
Ds. D. J. Budding, die vandaag zijn 25-jarig ambtsjubileum in de Nederlandse Hervormde Kerk herdenkt, is niet in een hokje te plaatsen. Hij preekt in hervormde én afgescheiden kerken, „overal waar ik het Woord kan zaaien.” Dirk Jan Budding groeide op in Driebergen, in de Christelijke Gereformeerde Kerken. De roeping om in de Hervormde Kerk het ambt van predikant te vervullen, kwam al vrij spoedig na de geestelijke verandering in zijn leven. „Er is een leiding van de Heere in mijn persoonlijk leven geweest waardoor ik getrokken en geroepen ben in de Hervormde Kerk. Het was niet in de eerste plaats vrucht van doordenking van het kerkelijk standpunt of een me afzetten tegen mijn eigen kerk, al is die bezinning er later wel gekomen. Ik denk vanuit de kerk der eeuwen en ben principieel katholiek hervormd - en dat ben ik altijd gebleven.”
Ds. Budding ziet dan ook geen reden om zich niet mee te laten nemen in de Protestantse Kerk in Nederland, mocht het fusieproces onverhoopt doorgaan. „Ik heb me altijd zoveel als ik kon verzet tegen Samen op Weg, en dat doe ik nog. Maar ik heb van meet af aan gezegd dat ik het niet geoorloofd acht om de kerk te verlaten. De enige reden voor het verlaten van de kerk is dat je eruitgeworpen wordt. Natuurlijk is de belijdenis erg belangrijk, maar het verbond gaat van Gód uit. De grenzen worden in de kerk der eeuwen niet alleen getrokken door de gereformeerde belijdenis. Dan zouden er velen buiten vallen die God erbij rekent. Dat is niet bijbels, en ook niet volgens de belijdenisgeschriften zelf. Groen van Prinsterer zegt dat de belijdenis zich in het hart van Gods kind bevindt. Het is ronduit tragisch dat zich een scheuring voltrekt terwijl de kerk wezenlijk niet verandert. De Hervormde Kerk is ook nu een plurale kerk.”
De predikant heeft de theologische studie aan de Rijksuniversiteit Utrecht beschouwd als „een woestijnreis naar het beloofde land. Ik heb er veel ballast gekregen, waar je weinig mee kunt doen in de ambtelijke praktijk. Anderzijds kan het zijn nut hebben om tegenstrijdige meningen te horen. Het scheelde wel dat ik pas op 29-jarige leeftijd ging studeren. Mijn mening was gevormd door het erfgoed van de Reformatie, de Nadere Reformatie en de puriteinen. Ik had al een standpunt, gebaseerd op een innerlijke overtuiging.”
Het was voor de kandidaat duidelijk dat hij naar Scherpenisse moest, hoewel hij er nooit had gepreekt. Hij werd in deze plaats op Tholen in 1978 bevestigd; daarna volgden de gemeenten van Nederhemert (1982), Elspeet (1987) en Waarder (1994). Van al zijn gemeenten kan ds. Budding zeggen dat hij werkzaamheden had om een beroep aan te nemen. „Het beroep was meer een bevestiging.” Soms hoort hij van zegen op zijn prediking. Heel recent nog zelfs. „Dat is het belangrijkste wat een predikant mag meemaken. En daar is ook niets van de mens bij.”
De Waarderse predikant is begaan met jongeren. Hij stond aan de wieg van de Stichting Reformatorische Bezinning (SRB). Hij is nog steeds voorzitter van de raad van toezicht daarvan. Dat verhindert hem niet om regelmatig voor de Stichting Reformatorisch Appèl (SRA) op te treden, de stichting die ontstaan is uit de zogeheten ”reformatorische jongerenavonden”. Ds. Budding betreurt dat er zo veel polarisatie omheen is ontstaan. „Ik spreek er omdat ik word gevraagd. Ook hier geldt: Zaait aan alle wateren. Ik vind het echt een verkwikking als ik in Hardinxveld honderden hongerige jongeren op een doordeweekse dag rondom het Woord bijeen zie zitten. Dat betekent niet dat ik voor iedere spreker verantwoordelijk behoef te zijn. Iedereen heeft zo zijn eigen accenten.”
Ds. Budding is voorzitter van de SGP, maar, zo voegt hij er aan toe: „Ik heb bij mij aantreden direct gezegd: Ik doe alleen het allernodigste. Mijn ambtelijk werk gaat voor alles.” De predikant schreef ook nogal wat boeken, waaronder ook verhalen en gedichten. „Ik besteed er niet veel tijd aan”, zegt hij, zich verdedigend tegen kritiek als zou dat een flinke tijdsinvestering met zich meebrengen, „maar het gaat er mij in dit alles om de boodschap dicht bij de mensen te brengen. Als je een beetje de gave van fantasie hebt, waarom zou je die niet benutten?”
Van de Stichting Reformatorische Publicatie (SRP), die het RD uitgeeft, is ds. Budding bestuurslid. Het RD heeft als medium de polarisatie in eigen kring eerder doen afnemen dan bevorderd, is zijn mening. „De krant heeft vooral een samenbindende rol vervuld, al moeten we blijvend waken voor de identiteit.”
Is hij anders gaan preken in de afgelopen 25 jaar? „Ik hoop wel dat er sprake is van verdieping en ontwikkeling. Het gaat in de prediking om de wedergeboorte, het van dood levend gemaakt worden, maar ook om bekering en het geloof in Jezus Christus. Ik voel me heel goed thuis bij Calvijn, de Reformatie, en waardeer Philpot evenzeer als Spurgeon. Ik probeer overal het goede uit te halen. Het is altijd mijn worsteling geweest om alle wezenlijke aspecten van het heil in de juiste verhoudingen uit te dragen. Als je de tekst echt recht wilt doen, moet je dat niet op een krampachtige wijze doen of je richten op vleugels in de kerk. Ik preek graag uit de catechismus, omdat deze dwingt de onderwerpen altijd in de volle breedte te behandelen.”
Toch is er wel enige ontwikkeling in zijn leven geweest, erkent hij. Ds. Budding zegt zich minder te herkennen in sommige predikanten die hem vroeger gesticht hebben met betrekking tot zijn geestelijk leven. „Een bepaalde predikant heeft veel voor mij betekend. Maar toen ik hem jaren later nog eens hoorde, voelde ik dat ik toch niet meer zo paste in dat theologisch klimaat. Hij zei onder meer: Mocht je er eens eentje van wezen, wat zou ik je dat gunnen. Hij gunde het de mensen wel, maar of Gód het je gunt, dat was maar de vraag. Dat is niet de boodschap van het Evangelie. De Koning der kerk begon Zijn arbeid met het bevel van bekering en geloof omdat het Koninkrijk Gods nabijgekomen is. Hij uitte niet de wens of je er maar eentje van mocht wezen. Het gevaar kan er ook zijn dat het geestelijk leven zodanig is gesystematiseerd in gangen en standen, dat het tekortdoet aan de soevereine werking van Gods Geest.”
In de prediking wil hij daarom met twee woorden spreken. „De bevinding en het werk van de Heilige Geest moeten een plaats hebben in de prediking, want dat maakt juist het onderscheidende ervan uit. Er is enerzijds de volle verantwoordelijkheid -de zonde van het ongeloof is de grootste zonde- anderzijds is zalig worden een eenzijdig werk van God, vanuit Zijn eeuwig welbehagen. Die twee polen moeten we laten staan. Niet rationeel, maar zoals ze in de Dordtse Leerregels naast elkaar staan. Uit de kerkgeschiedenis is gebleken dat op een appellerende prediking, zoals die van Edwards en Whitefield, de meeste zegen is ontvangen.”