Schotse prediker Baillie besteedde in Nederland al zijn geld aan boeken
Nadat de Schotse predikant Robert Baillie (1602-1662) zich op 8 maart 1644 in Schotland had ingescheept met bestemming London, dreef de wind het schip naar de overkant van de Noordzee, naar de Lage Landen.
Baillie en zijn medereiziger George Gillespie waren op weg naar de Westminster Assembly in Londen, een vergadering van puriteinse godgeleerden. Zij kwamen echter aan op de kade van Rotterdam. Ze bleven ruim een maand in de Maasstad en in die tijd besteedde Baillie al zijn geld aan boeken. Dit jaar is het 350 jaar dat deze Schotse theoloog is overleden.
Met de Nederlanden heeft Baillie altijd een band gehad. Jarenlang onderhield hij met zijn neef William Spang (1607-1664) een uitgebreide briefwisseling. Spang was predikant van de Schotse kerk van Veere, die voornamelijk uit kooplieden bestond. De brieven die Spang schreef zijn jammer genoeg niet alle bewaard gebleven, maar die van Baillie wel. Deze bevatten een schat aan informatie over wat er zich in die tijd in Schotland en Engeland afspeelde.
Door het onverwachte oponthoud in 1644 ontmoetten Baillie en Spang elkaar in Rotterdam. Met Gillespie bezochten ze een kerkenraadsvergadering van de plaatselijke Schotse kerk en maakten kennis met de Hollandse cultuur en natuur. Alexander Petrie, voorganger van de Schotse kerk in Rotterdam, was zeer ingenomen met het bezoek en stelde de gasten aan een breder gezelschap voor.
Vol indrukken reisden de twee Schotse theologen daarop alsnog naar Londen, om er de tweede periode van zittingen van de Assembly van Westminster bij te wonen.
Bescheiden
Robert Baillie was geen man die graag vooraan stond in het kerkelijke leven. Bescheidenheid sierde hem, maar zijn vele gaven bleven toch niet onopgemerkt. Over zijn jeugd is maar weinig bekend. Hij was de zoon van een koopman in Glasgow, de stad waar hij op 30 april 1602 werd geboren. Hij studeerde aan de plaatselijke hogeschool en aan de universiteit, waar hij onder meer les kreeg van de predikant Robert Blair, met wie hij bevriend raakte. Baillie noemde Blair (na zijn ouders) „het eerste en belangrijkste instrument” om hem te laten zien wat godzaligheid en een goed getuigenis inhouden. Hij achtte zichzelf een veel lagere plaats waard dan zijn vriend. Dit tekent zijn karakter.
Baillie ontwikkelde zich tot een groot theoloog, maar hij liep niet naast zijn schoenen. Niettemin kon hij goed van zich laten horen als hij zijn standpunt moest verdedigen. Het kostte hem echter wel veel strijd om vanuit het eigen besloten milieu, waarin hij zich het liefst terugtrok, naar voren te treden.
Turbulente tijd
In 1631 werd Baillie predikant in het dorp Kilwinning in Ayrshire. Het was een turbulente tijd waarin het conflict tussen de presbyterianen en de episcopalen in Schotland een hoogtepunt bereikte. De presbyterianen wilden een kerk die werd bestuurd door colleges van ouderlingen, de episcopalen waren voorstand van een meer hiërarchische structuur met bisschoppen.
Tegen de wil van de meeste predikanten in de Schotse Kerk had koning James VI de kerk al in 1584 bevolen bisschoppen aan te stellen, zodat hij via deze ‘vazallen’ een flinke vinger in de pap van het kerkelijke bestuur kreeg. Baillie had daar niet zo veel moeite mee; hij vond een hiërarchische gezagsstructuur in de kerk niet verkeerd en steunde de koning daarin.
Deze koningsgezindheid heeft hij altijd vastgehouden, ook toen hij zich na enig aarzelen in 1638 aansloot bij de ”covenanters” die bezwaar maakten tegen de macht van de koning in de kerk. De ”covenanters” weigerden de koning te erkennen als hoofd van de kerk en vernieuwden het National Covenant (nationaal verbond) uit 1581 om hun kerkelijke vrijheid veilig te stellen.
Nieuwe liturgie
Al had Baillie met de bisschoppen niet zo veel moeite, wel had hij een zekere aversie tegen de nieuwe liturgie –vastgelegd in het Scottish Book of Common Prayer– die Jacobus’ zoon Karel I in 1637 de Schotse Kerk oplegde. Tegen deze maatregel kwamen veel Schotten in verzet. In een scherp, polemisch boekje vergeleek Baillie de nieuwe liturgie met het rooms-katholieke misboek. Hierbij legde hij een radicaliteit aan de dag die werd gedragen door het feit dat de meerderheid van het volk achter het verzet stond. Als eenling had Baillie wellicht moeite gehad om zich zo vrijmoedig op te stellen.
Met de leiders van de Covenantbeweging, zoals Alexander Henderson en Samuel Rutherford, had Baillie een goed contact. Zijn inbreng tijdens de Glasgow General Assembly (de algemene synode die in 1638 onder meer de bisschoppen afzette en tegen de wil van de koning vergaderde) was waardevol.
Schots voorbeeld
Baillie hield zijn neef in Veere per brief op de hoogte van het verloop van de vergadering in Glasgow. Enkele jaren later deed hij dat ook toen hij als afgevaardigde van de Schotse Kerk de Westminister Assembly in Londen (1643-1649) bijwoonde. De Engelse puriteinen zagen zich na hun overwinning in de Civil War (de burgeroorlog) voor de uitdaging gesteld om de Engelse Kerk qua liturgie en bestuur drastisch te hervormen. Het merendeel van de leden van dit godgeleerde gezelschap bestond uit presbyterianen die de Engelse Kerk wilden inrichten naar het voorbeeld van de Schotse Kerk.
De grootscheepse operatie die hiervoor nodig was kwam echter niet van de grond. Het verzet in veel gebieden in Engeland tegen de nieuwe kerkorde was te groot. Wel kwam tijdens deze vergadering de bekende Westminister Confessie (geloofsbelijdenis) tot stand, waaraan ook de Schotse afgevaardigden hun steentje bijdroegen. Alexander Henderson, Samuel Rutherford, George Gillespie en Robert Baillie waren de theologen uit Schotland die waren verkozen om de Engelse Assembly met raad en daad bij te staan.
De adviezen van Baillie werden zeer gewaardeerd, maar de uitkomst van de jarenlange, intensieve beraadslagingen met soms heftige discussies waren voor hem frustrerend. Uniformiteit met betrekking tot de kerkelijke organisatie werd immers niet bereikt. Ook kwam de ”Solemn League and Covenant” –het reformatorisch verbond van Schotland, Engeland en Ierland– niet van de grond. Vooral de Engelse independenten, de tegenhangers van de presbyterianen, gooiden roet in het eten en hun politieke leider Oliver Cromwell kwam zelfs aan de macht. Hij versloeg in 1650 het Schotse leger, werd Lord Protector (landvoogd) en wist alle politieke en kerkelijke macht naar zich toe te halen, vooral nadat hij het parlement had ontdaan van zijn tegenstanders.
De Engelse independenten hadden verschillende godvrezende theologen in hun gelederen, zoals John Owen en Thomas Goodwin. Hun pleidooi voor de volledige vrijheid en autonomie van de plaatselijke kerkelijke gemeenten –zonder classes en synoden– kon de Schotse covenanters niet behagen. Ook hadden zij moeite met het beleid van Cromwell om sektarische stromingen in de kerk toe te staan.
Verdeeldheid
De jaren die volgden waren turbulent. Het bewind van Cromwell bracht rust en vrede, maar de Schotse Kerk raakte juist hopeloos verdeeld. Broeders die eerst in vrede met elkaar omgingen, bekritiseerden elkaar in toenemende mate. De vredelievende Baillie leed hieronder. Hij was in 1642 tot hoogleraar aan de universiteit van Glasgow benoemd. Het viel voor hem niet mee om zijn rustige gemeente in Kilwinning te moeten verlaten.
In 1660 werd hij tot rector van de universiteit benoemd. Zijn reputatie was groot en ook buiten de landsgrenzen werd hij steeds bekender. De laatste jaren van zijn leven leed hij sterk aan de verdeeldheid in zijn kerk. Toen Charles II (na de dood van Cromwell en na het aftreden van diens zoon Richard) vanuit de ballingschap terugkeerde en koning werd, vestigde Baillie alle hoop hem. Hij zou wellicht in staat zijn om de vrede te herstellen en hij zou het Covenant waarop hij de eed had afgelegd zeker naleven.
Niets was minder waar: Charles liet de radicaalste covenanters gevangennemen en terechtstellen. Maar nog was Baillie niet overtuigd van de kwade bedoelingen van de vorst die hij in 1649 in Den Haag had toegesproken en uit wiens mond hij had vernomen dat deze de rechten van de Schotse natie zou nakomen. Toen de waarheid steeds meer aan het licht kwam en onschuldige godvrezende predikanten als James Guthrie naar het schavot werden geleid, moest hij wel erkennen dat het nieuwe bewind op goddeloze wijze te werk ging en alles wat door de ”tweede Reformatie” van de covenanters was opgebouwd in korte tijd tenietdeed.
Pas toen er weer bisschoppen werden aangesteld gingen Baillies ogen echt open. De maatregelen van de huichelachtige koning hebben zijn dood verhaast. Hij had de waarheid en de vrede lief en daar streed hij voor. Baillie overleed in 1662, waarschijnlijk in juli van dat jaar. De laatste jaren was zijn gezondheid zienderogen achteruitgegaan. Hij ging heen in een tijd die weinig uitzicht bood op geestelijke vernieuwing. De zware jaren van vervolging heeft hij niet meer mee hoeven maken.
Brieven
Jaren later werden zijn ”Letters en journals”, zijn brieven en verslagen, uitgegeven. De meeste brieven zijn aan zijn neef William Spang gericht. Van Spang zijn ook brieven in de bundels opgenomen. De brieven van Baillie hebben niet de rijke geestelijke inhoud van de brieven van zijn collega Samuel Rutherford, maar ze geven wel een goed beeld van de gebeurtenissen in Baillies tijd en van de wijze waarop hij hiermee omging. Hij was in alles gericht op de eer van God en op het (geestelijk) welvaren van zijn geliefde vaderland. Van intriges en van het zoeken van eigen belang moest hij niets hebben. Slechts wilde hij de waarheid en de vrede dienen. Deze dienende houding ondervond soms wel eens nadeel van zijn vreesachtige karakter. Maar als hij de ruimte kreeg om voor zijn doel te staan, wist hij te volharden.
Meer dan overwinnaars
„(In Zacharia 3:1-2) ligt een grote troost voor hen die betrokken zijn bij het herstel van Sion vervat. Deze troost geldt alle oprechte vrienden van Jeruzalem. Hoewel zij soms zwaar te worstelen hebben met mensen en duivelen en zij vaak gekweld worden door de schuld van overtredingen uit het verleden, door de kracht van de tegenwoordige verdorvenheden, door de vrees voor toekomstige misstappen en door de gedachte aan de dood, zullen zij uiteindelijk toch meer dan overwinnaars zijn. De duivel wordt door Christus’ mond verdreven, opdat hij hen niet verder zal lastigvallen. De vlekken van de zonde zullen worden weggeveegd alsof zij er nooit geweest zijn. De kracht van de verdorvenheid wordt tot bedaren gebracht. Zij worden bekleed en liefelijk gemaakt met de genade van de Geest. Zij worden verzekerd van de volharding en van Gods aanvaarding van het werk van hun handen. Zij hebben de betuiging van de Heere dat zij, na al hun arbeid tot Zijn eer en voor het welvaren van Zijn kerk en hun vaderland, zullen worden overgebracht tot een wonderlijke gelukzaligheid om voor de hemelse troon te mogen staan, zich te verheugen in het aangezicht van God en in de volheid van blijdschap die daaruit voortvloeit…”
Uit een preek van Robert Baillie voor het Engelse parlement, uitgesproken op 28 februari 1643. De preek is opgenomen in ”Sermons Preached Before the English Houses of Parliament by the Scottish Comissioners to the Westminster Assembly of Divines 1643-1645”.