Hoge prijs
Gert en Marian hadden met hun twee zonen vele jaren een gelukkig huwelijks- en gezinsleven. Gert was naast zijn drukke baan als zakenman ook nog ambtsdrager en deed alles met grote inzet. In het zakenleven maakte hij promotie na promotie. Zijn grote doel was uiteindelijk de leiding van het bedrijf te gaan overnemen.
Helaas werd hij in de laatste stappen daartoe steeds weer net gepasseerd. Hij was daar diep teleurgesteld over en voelde zich gekrenkt. Marian deed er erg luchtig over en vond dat hij dankbaar moest zijn met alles wat hij had en zich hierover niet zo druk moest maken.
Op zijn werk was er echter een vrouwelijke collega die zijn gevoelens bevestigde en ook vond dat hij zonder meer directeur had moeten worden. Vanwege het werk moesten er nog al eens zakenreizen gedaan worden en Gert vond het prettig als deze collega dan ook in het groepje zat. Hij voelde zich door haar zo begrepen. Van het een kwam het ander.
En toen op een dag vertelde hij zo maar pardoes tegen Marian dat zijn huwelijk met haar over en uit was. Hij pakte zijn koffers en ging, daarbij Marian met de kinderen en ook de kerkelijke gemeente verbijsterd achterlatend. Weer enige tijd later trok hij bij die collega –Carla– in, daarmee meteen ook maar zijn christelijke principes overboord gooiend. Een huwelijk volgde. Het contact met de beide zonen werd helemaal slecht toen hij eiste dat ze zijn nieuwe vrouw zouden erkennen.
Een paar jaar later hoorden Marian en de kinderen dat Gert ongeneeslijk ziek was. Schoorvoetend zocht Gert weer contact met zijn beide zoons. Aarzelend kwam dit tot stand, maar de vervreemding was ondertussen wel groot geworden. De jongens waren inmiddels getrouwd en Gert was grootvader geworden, maar had zijn twee kleinkinderen nog nooit gezien.
Het gesprek tussen Gert en zijn beide zonen kwam wel op gang, maar verliep moeizaam, temeer omdat Carla er altijd bij bleef zitten en vader en zoon(s) geen moment samen liet. Op een keer ging de bel en moest Carla even naar de voordeur. Op dat moment zei Gert: „Een advies voor je leven, jongens. Verlaat nooit je vrouw en kinderen, want de prijs is hoog, heel erg hoog.” Toen was ze al terug en ging het gesprek weer kabbelend verder.
Een paar weken later overleed Gert. Op de rouwkaart stond dat de crematie dan en dan zou plaatsvinden. De kinderen en ook Marian waren geschokt. Als Gert deze rouwkaart bij wijze van spreken tien jaar geleden had kunnen inzien, zou hij gezegd hebben: „Dit kán niet over mij gaan.”
Maar het ging wel over hem. Van het een komt het ander.