Zaligmakend geloof
Men stelt wel dat de kennis van zijn ellendestaat en de droefheid daarover beleefd worden nadat men al bekeerd is en bijgevolg al uit zijn ellende verlost is. Ik antwoord: De uitverkoren zondaar is droevig over zijn ellende. De waarheid van zijn bekering en van zijn redding ziet hij in die tijd nog niet. Hij merkt zichzelf nog aan als zijnde in z’n natuurstaat en daarom is hij zo smartelijk aangedaan over zichzelf.De verlossing uit zijn ellende is niet direct, maar geschiedt bij trappen. Hij is wel veranderd en heeft een beginsel van leven. De hemel kan hem niet meer ontgaan, zouden we zeggen. Wat is er echter nog allemaal niet te doen en wat moet er niet omgaan eer hij tot een verzekering van zijn genadestaat is gekomen?
Uit dat beginsel van leven komen wezenlijke daden voort van het zaligmakend geloof. Ik zeg, die komen voort uit het beginsel van leven dat reeds in de ziel is. U zult zeggen: Hoe kunnen er levendige daden uit de ziel voortkomen, zo er geen geestelijk leven in de ziel is? Een kwade boom kan toch geen goede vruchten voortbrengen? Zij zijn het door de hebbelijke genade die zij in de wedergeboorte hebben ontvangen in de grond van hun hart met de Heere eens. Zij stemmen het verbond van de genade met hun ganse hart en ziel toe en nemen Christus door het geloof aan, zoals Hij hen wordt aangeboden.
Gerardus van Aalst, predikant te Westzaandam (Geestelijke mengelstoffen, 1758)