Verandering moet geen nieuw evangelie worden in de kerk
Met vernieuwing en verandering moet je voorzichtig zijn in de kerk, vindt ds. P. Schelling. Vernieuwing moet niet een nieuw evangelie worden.
Geen enkele kerkelijke gemeente ontkomt eraan zich te vernieuwen. Omdat de wereld verandert, omdat mensen veranderen. Omdat woorden door de tijd heen in betekenis veranderen of niet meer begrepen worden, omdat oude vormen onvoldoende overkomen. Toch kunnen we ons afvragen of in onze tijd de roep om vernieuwing niet te snel en te vanzelfsprekend klinkt.
Ook bij de gemakkelijke koppeling tussen vernieuwing en de Geest, geregeld te horen, is een vraagteken te zetten. Alsof het alom vertrouwde zijn waarde verloren heeft, alsof het bekende geen zeggings- en draagkracht heeft, alsof de Geest niet spreekt door het beproefde. Behalve dat ik af en toe moe word van die vernieuwingsdrang, vraag ik me zo nu en dan af of er voldoende eerbied is voor wat ons is overgeleverd.
Ook merk ik dat er een beweging is die roept om vernieuwing, maar dan vooral op de vormen en communicatie doelt, terwijl de inhoud behoudend is. Hoe verhouden vorm en inhoud zich tot elkaar? Van de lieddichter Willem Barnard heb ik geleerd dat tekst en melodie van liederen een eenheid vormen. Geldt die eenheid ook voor vorm en inhoud in de kerk? Kun je de vorm vernieuwen en de inhoud bij het oude laten? Die vragen sporen ons aan goed om na te denken bij vernieuwing van de gemeente. Weet wat je doet, weet wat je nalaat! Niet alles wat nieuw is blinkt en niet al het traditionele geldt als afgedaan.
Moderne theologie
Wanneer ik een duidelijke verandering heb meegemaakt in mijn geloof, heeft dat in de regel invloed op de relatie met mensen binnen de kerk en op mijn visie op de kerk. Drie voorbeelden van mensen die veranderden.
Een man van ongeveer zeventig jaar stond bekend als iemand die streng in de leer was en een scherp omlijnd kerk- en godsbeeld had. Een gevleugeld woord van hem was: „Zo hebben we dat geleerd!” en hij bedoelde: dat moeten we zo houden. Door de nieuwe predikant in zijn gemeente kwam hij in aanraking met de moderne theologie. Eerst had hij daar weerstand tegen. Maar hij begon boeken te lezen, nam deel aan een kring voor moderne theologie, en langzaam veranderde hij. Hij liet andere opvattingen over de Bijbel en geloofsthema’s toe. Op den duur werkten die nieuwe inzichten bevrijdend op hem. Zijn geloof werd vrijer, blijer. Die verandering werd ook in de gemeente opgemerkt. Sommigen waren er blij mee, anderen verweten hem afvalligheid. Ook zijn kinderen, aan wie hij altijd het strenge had voorgehouden, moesten wennen.
Een gereformeerde vrouw was met het evangelische gedachtegoed in aanraking gekomen, en dat sprak haar aan. Wat zij daarin hoorde, verrijkte haar leven. Evenals dat het geval was bij enkele vriendinnen werd haar geloof door de evangelische beleving verdiept. Later raakte ze echter langzaamaan verwijderd van het evangelische christendom. Ze kreeg een andere kijk op de Bijbel en op Jezus. Door gesprekken met mensen met een andere beleving en door veel te lezen, waren haar ogen opengegaan en kreeg ze behoefte aan geestelijke ruimte, die ze onvoldoende bij de evangelische gelovigen vond. Zij veranderde, haar vriendenkring niet. De verandering die zij onderging, werd niet door haar vriendinnen begrepen en er groeide afstand tussen hen en haar.
Toen een 50-jarige man, behorend tot een Bondsgemeente, een opwekkingsconferentie bijwoonde, werd hij gegrepen. Hij kwam, zoals hij zei, tot geloof. Voorheen was hij wel actief, maar zijn geloof leefde niet. Nu was hij „echt door de Heer aangeraakt.” Vaker woonde hij dergelijke bijeenkomsten bij. Hij beleefde er veel aan. Gedreven droeg hij uit dat de gemeente zich moest vernieuwen. Ingegeven door wat hij zag op die conferenties, kreeg hij allerlei ideeën over het kinder- en jongerenwerk en over de invulling van de kerkdiensten. De kerkenraad wilde hem wel een beetje tegemoetkomen, maar een gemeente zoals hij die zich voorstelde, nee, dat kon niet. Hij was veranderd, de gemeente niet. Geleidelijk aan vervreemdde hij van de gemeente en de gemeente van hem.
Geestdriftig
Er zijn meer verhalen te melden. Ze hebben allemaal dit gemeen: iemand verandert en wil graag dat anderen met hem of haar meeveranderen. De omgeving heeft nogal eens moeite met die verandering. Hoe sterker de verandering, hoe eerder iemand die verandering krachtig zal uitdragen. We zien dat vooral bij mensen die door omarming van het evangelische gedachtegoed zijn veranderd. Zij zijn gedreven en geestdriftig. Zij zitten vol met ideeën, buiten de eigen gemeente opgedaan, en die willen ze graag in de eigen gemeente in de praktijk brengen.
Aan de ene kant is die verandering toe te juichen; prachtig als mensen zo enthousiast zijn. Aan de andere kant roepen zij met hun gedrevenheid ook weerstand op. Met die gedrevenheid wekken ze, doorgaans ongewild, de indruk dat ze van mening zijn dat hun geloof beter is dan dat van mensen die niet zo denken. En zij, gegrepen door het nieuwe geloof, voelen zich snel miskend en tekortgedaan.
Evengoed ondergaan mensen met andere belevingen veranderingen. Alleen, zij lopen er doorgaans niet zo mee te koop, ook niet omdat zij geen drang hebben om te getuigen. Het vinden van een goede balans kost moeite. Het lukt enkel als er bereidheid is om ruimte te scheppen voor elkaar en tevens grenzen te stellen waarbinnen we samen gemeente willen zijn. Waar de bereidheid is het om eigen gelijk te vermengen met het gezamenlijk geluk, en andersom, kan er tussen verschillende belevingen iets moois groeien.
Het komt helaas ook voor dat mensen elkaar met hun opvattingen en wensen gevangenhouden. Er is een voortdurende spanning voelbaar, men ergert zich aan elkaar, partijen trekken zich terug op hun eiland. Dan kan het vruchtbaarder zijn om uit elkaar te gaan, hoe naar dat voor iedereen ook is.
De auteur is emeritus predikant in de Protestantse Kerk in Nederland. Deze bijdrage is ontleend aan zijn nieuwste boek ”Mijn gelijk en ons geluk” (uitg. Boekencentrum).