Bronckhorst beslist over bommenwerper
ZELHEM – Ligt er in Zelhem onder een weiland een bommenwerper en gaat het om een Avro Lancaster met het nummer ED 470? Het is vrijwel zeker dat beide vragen met ja kunnen worden beantwoord. Maar zekerheid komt er pas als de restanten van het toestel worden opgegraven. De gemeenteraad van Bronckhorst, waar Zelhem onder valt, besluit donderdagavond of er geld voor komt.
De bewuste Lancaster doet op zaterdagavond 23 september 1944 mee aan een bombardementsmissie naar Münster. Door een technische storing gaan de bommenluiken echter niet open. Onverrichter zake keert het toestel terug richting Engeland. Na enige tijd wordt het aangevallen door Duitse jachtvliegtuigen en raakt het in brand. De staartschutter weet zich als enige in veiligheid te brengen en landt met zijn parachute bij Borculo, om in Nederland de Bevrijding af te wachten.
Het toestel stort neer. Over de locatie bestaan lange tijd verschillende meningen. In de kronieken wordt opgenomen dat het vliegtuig in de Waal is neergestort en dat de bemanningsleden via de rivieren naar de Noordzee zijn gedreven. Maar welk toestel kwam diezelfde avond dan neer in Zelhem? Waarschijnlijk is het toch de ED 470 en gebeurde er bij de Waal iets anders. In de laatste oorlogsjaren stortten er namelijk bijna elke dag meerdere toestellen neer in Nederland. Tijdens de hele oorlog waren dat er in totaal zo’n 6500.
Peter Monasso, een van de oprichters van de Stichting Achterhoekse Vliegtuigwrak Opgravers Groep (AVOG), besloot enkele jaren geleden onderzoek te doen. „Er zijn die avond en nacht achttien toestellen neergekomen. Van bijna alle vliegtuigen was de locatie herleidbaar. Alleen de ED 470 ontbrak. Die moest wel in Zelhem liggen.” Een andere aanwijzing is het getuigenis van de staartschutter. „Het duurde twee minuten voordat hij in Borculo aan de grond was. In die tussentijd zag hij het toestel neerstorten. Zelhem bevindt zich maar op 10 kilometer afstand, de Waal ligt veel verder. Daar had hij de Lancaster nooit kunnen zien neerkomen.”
Enkele minuten na het neerstorten explodeert het toestel. Een Duitse soldaat komt daarbij om het leven. Hij staat op enkele honderden meters afstand. Waarschijnlijk krijgt hij door de luchtdruk een huisdeur in zijn gezicht of hij wordt een gang ingeblazen. De boerderij die naast het weiland staat, wordt zo’n 15 centimeter van het fundament getild en komt weer neer. Het pand raakt zwaar beschadigd en moet worden afgebroken.
De volgende dag vindt een huisarts een stukje vlees dat van een vliegenier moet zijn geweest. Het wordt begraven als zijnde van een onbekende soldaat. Voor zover mogelijk wordt het toestel door de Duitsers geruimd. Dat gebeurt ook met het staartstuk, dat in de lucht afbreekt en 2 kilometer eerder neerkomt. Het achterwiel wordt door een boer van het staartstuk gesloopt. Tegenwoordig is het in bezit van de AVOG.
Wat in de grond achterbleef, is onduidelijk. Metingen hebben uitgewezen dat er in de bodem grote hoeveelheden metaal zitten. Volgens Monasso bestaat de mogelijkheid dat niet alle bommen zijn ontploft en dat er dus nog explosieven in de resten van het toestel zitten. Hij denkt ook dat er nog resten van de bemanningsleden zijn. Vooral dat laatste is volgens hem belangrijk. „Er leeft nog een dochter van de bommenrichter. Het is goed om nabestaanden duidelijkheid te geven over het lot van de bemanning.”
Monasso hoopt dat er vondsten worden gedaan die definitief duidelijkheid kunnen geven over het toestel. „We hebben genoeg aan bijvoorbeeld een onderdeel waar een typenummer op staat.”
Veehouder Erik Brouwer, eigenaar van de grond waarin het toestel ligt, wil meewerken aan de berging. Hij gebruikt het perceel om er koeien en paarden te laten lopen. De plaats waar de Lancaster neerstortte, is volgens hem nog enigszins te zien door een hoogteverschil in het weiland. In tegenstelling tot Monasso denkt Brouwer dat er geen bommen meer aanwezig zijn. „Er zitten hooguit nog wat kogels in het toestel.”
Donderdagavond beslist de gemeenteraad van Bronckhorst of de berging door kan gaan. Van de benodigde 450.000 euro neemt het Rijk zo’n 330.000 euro voor zijn rekening. Bronckhorst moet dus 120.000 euro opbrengen, terwijl het voorlopig niet verder wil gaan dan 50.000 euro. Inmiddels heeft de stichting Roelvink Fonds uit Enschede toegezegd 35.000 euro te willen bijdragen. Samen met het voorgestelde bedrag van het college van Bronckhorst zou er nog een gat zijn van 35.000 euro. Peter Monasso van AVOG hoopt dat de gemeente Bronckhorst dit wil aanvullen.