Geestelijk gebed
Hooglied 1:4a
„Trek mij, wij zullen U nalopen!”
Dat gebed „Trek mij” geeft alleen de Heilige Geest hun te bidden. Daarom: „Neem Uw Heilige Geest niet van mij.” Zouden zij dit niet begeren van Hem, Die zij leerden kennen als hun volkomen Zaligmaker, uit Wiens volheid zij genade voor genade moeten ontvangen? Van Hem, Die volkomen zalig kan maken degenen die door Hem tot God gaan? Van Hem, hun lieve Bruidegom, Die uit louter liefde Zichzelf voor Zijn bruid overgegeven heeft tot de dood, ja, de dood des kruises? Heeft Hij hen niet reeds getrokken toen zij dood waren voor God, in zonden en in misdaden? Moedigt Hij Zelf door Zijn dierbare en menigvuldige beloften hen tot dit gebed niet aan? Ja, hoezeer zij voor zichzelf nog van verre mogen staan, hoe klein de beginselen der genade in hun zielen ook zijn mogen – dat verlangen, dat zuchtend bidden is aan het leven, hun door Hem geschonken eigen, om te bidden: „Trek mij.” Zij kunnen, zij durven, zij willen het niet nalaten, de liefde van Christus dringt hun zielen tot dat gebed. De bruid van de Heere Jezus wordt aan dat gebed gekend. De Geest en de bruid des Heeren spreken alzo: „Trek mij.” Hoe meer leven er gegund wordt aan de ziel van de bruid, hoe meer haar zielsogen worden geopend, om onmisbaarheid en dierbaarheid voor zichzelf in haar Bruidegom Jezus te zien.
Ds. A. P. A. du Cloux, predikant te s Grevelduin-Capelle (”Twaalftal Leerredenen”, 1889)