Vader Arsenious: Koptische monnik in hartje Amsterdam
Met verlangen denkt hij terug aan zijn jaren als monnik in een klooster in Egypte. Toen vulde vader Arsenious El Baramousy (60) zijn dagen met meditatie en gebed. Nu, als geestelijk leider van de Koptisch-Orthodoxe Kerk in Nederland, met tal van kerkelijke bezigheden. Toch is het duidelijk voor hem: „Dit is Gods wil voor mij.”
Vader Arsenious hoeft niet ver te lopen naar zijn werk. Zijn appartement maakt deel uit van het gebouw van de koptisch-orthodoxe parochie in Amsterdam-Noord, waar hij geestelijk leiding aan geeft.
Met zijn lange witte baard en zwarte gewaad tot de enkels straalt vader Arsenious gezag uit. Aan zijn hals hangt een kruis. De geestelijke is geen man van veel woorden. Als hem een vraag wordt gesteld formuleert hij rustig, af en toe zoekend naar het juiste Nederlandse woord.
In de ontvangstkamer vertelt hij over de begrafenis van paus Shenuda, hoofd van de Koptische-Orthodoxe Kerk, eind maart in Caïro. Tal van moslims kwamen op straat op hem af om hem te condoleren met het overlijden van de paus. „Dat was een heel bijzondere ervaring. Ik hoop dat de verhoudingen goed blijven.”
Recent berichtte deze krant over het toenemende aantal ontvoeringen van koptische meisjes door moslims.
„Na de revolutie is het inderdaad een stuk minder veilig voor kopten in Egypte. De overheid doet niets om hen te beschermen. Ze hebben geen gelijkwaardige positie in de Egyptische maatschappij. Kopten hebben bijvoorbeeld veel minder kansen op een goede baan dan moslims.”
Een van de rijkste mannen van Egypte, zakenman Naguib Sawiris, is een kopt.
Aarzelend: „Is dat zo?” Glimlachend. „Tja, ja.”
Hoe is uw verhouding met moslims?
Het blijft even stil. „Volgens de Bijbel mag een christen niemand haten. Ik heb een goede relatie met moslims in Nederland en in Egypte. Toch blijf ik de situatie in Egypte moeilijk vinden. Het is niet eerlijk, niet humaan zoals sommige moslims met christenen omgaan. Ik bid daarom veel voor vrede in Egypte.”
Arsenious El Baramousy –„dat is mijn ambtsnaam, mijn geboortenaam is niet belangrijk”– groeit op in een koptisch-orthodox gezin in het Egyptische Suez. „Mijn ouders namen het geloof serieus. Ze waren echte, fanatieke kopten. Ze gingen elke zondag naar de kerk, lazen dagelijks uit de Bijbel en hielden alle vasten- en feestdagen.” Hij herinnert zich dat de familie tijdens de Suezcrisis in 1956, hij was toen vijf jaar oud, elke avond bij elkaar kwam om te bidden voor vrede in het land. „We deden echt mooie dingetjes om de hulp van God te vragen.”
Al jong is hij actief als diaken en leidt hij de zondagsschool. Het kloosterleven trekt hem, maar hij besluit eerst geneeskunde te studeren in Caïro. In 1975 wordt hij arts. „Ik vond dat ik iets van de wereld moest zien voordat ik een definitieve keuze maakte om het klooster in te gaan.”
Tijdens zijn studietijd verblijft hij regelmatig een aantal dagen in een klooster in de woestijn. In 1979 besluit hij monnik te worden en zijn leven aan God te wijden.
Hoe kwam u daartoe?
„De meeste jongeren verlangen naar amusement, maar mijn verlangen ging van jongs af uit naar het spirituele leven. Ik wilde dienaar van God en van de kerk zijn. Ik wilde mensen ertoe oproepen in God te geloven.
Tijdens mijn bezoeken aan het klooster ervoer ik een grote vrede. Mijn dagen bestonden uit bidden, het lezen uit de Bijbel en andere boeken en het nadenken over mijn gedrag. Ik had geen zin meer om iets anders te doen. Ik legde mijn leven in de handen van God en ontdekte toen dat dit de wil van God voor mij was. Inmiddels ben ik 33 jaar monnik en ik heb geen spijt van mijn beslissing.”
Een leven als monnik betekent niet trouwen. Is dat moeilijk voor u?
„Nee, ik heb nu alle vrijheid om voor de kerk te werken en om me helemaal aan God te wijden. Overigens, het is bij ons niet als bij de Roomse Kerk. Priesters mogen wel trouwen, alleen monniken niet.”
Kan een zondig mens zich helemaal aan God wijden?
„Een monnik moet zich oefenen om wereldse zaken niet te veel aandacht te geven. Alle aandacht moet naar God gaan. Dat betekent niet dat een monnik heiliger is dan andere mensen, maar hij heeft meer tijd en gelegenheid om God te dienen.”
U leest veel in de Bijbel. Welk gedeelte spreekt u het meeste aan?
„Ik lees de Bijbel gewoonlijk van Genesis tot Openbaring. Op bijzondere dagen pak ik nog wel eens een ander gedeelte. Met Pasen bestudeer ik bijvoorbeeld Jesaja. Het is prachtig wat de profeet daarin zegt over het lijden en sterven van de Heere Jezus.”
Wat betekent de Heere Jezus voor u?
Mijmerend: „Mooie vraag. Hij is alles voor mij. Mijn Redder, mijn Herder, Mijn Koning. Hij is mijn eten en mijn drinken.”
Gelooft u dat Hij gestorven is voor uw zonden?
„Ja natuurlijk, dat is de kern van mijn geloof.”
Was dat voor u van jongs af duidelijk?
„Toen ik als kind van veertig dagen werd gedoopt, begon mijn relatie met God, met Jezus en met de Heilige Geest. Toen ben ik gered. Maar omdat ik een zondig mens blijf, moet ik mijn leven vernieuwen door deel te nemen aan de sacramenten. Daar ontmoet ik de Heere Jezus elke keer opnieuw.”
Lacht, wrijft in zijn handen: „Ik doe mijn best om dicht bij God te leven. Maar soms ben ik erg druk met wereldse en maatschappelijke dingetjes en voel ik me ver van God verwijderd. Dan verlang ik wel eens terug naar het klooster. Daar had ik geen zorgen over mijn eten en drinken en voor allerlei wereldse zaken. Ik kon alleen voor God leven, zonder zorg, zonder onrust.”
In 1985 krijgt vader Arsenious het verzoek van paus Shenuda om naar Amsterdam te gaan om daar een koptische kerk te stichten. De monnik zoekt meteen in een atlas op waar Nederland ligt. Lachend: „Ik zag Frankrijk en Duitsland, grote landen, en toen Nederland, zo’n klein puntje.”
De monnik kan en wil niet weigeren. „De aartsbisschop zei mij op gedempte toon: „Paus Shenuda hoort liever geen nee.” Toen dacht ik: Om gehoorzaamheid te tonen, ga ik voor een of twee jaar naar Nederland.” Schaterlachend: „Dat is dus mislukt.”
Wat was uw eerste indruk van Nederland?
„Alles was vreemd voor mij. Ik kwam vanuit de woestijn in hartje Amsterdam. Ik vroeg me af wat al die mensen op straat deden.”
De eerste taak voor vader Arsenious in Nederland is het vinden van een eigen kerkgebouw. Maandenlang kijkt en belt hij rond. De gereformeerde Maranathakerk in Amsterdam-Noord is een jaar eerder verkocht aan iemand die er een disco in vestigde. Maar de danszaal draait met verlies. Na enig onderhandelen blijkt de eigenaar bereid de kerk aan de kopten te verkopen.
Waarom is het hebben van een eigen kerkgebouw belangrijk?
„In de koptische kerk horen Egyptische christenen hun eigen taal, hun eigen muziek en beleven ze hun eigen identiteit. Dat is niet mogelijk in een Nederlandse kerk.”
In Nederland wonen in die tijd nog maar weinig kopten, circa 35 families. Slechts zestig mensen bezoeken de kerkdienst op zondag in Amsterdam. Vader Arsenious gaat het land door op zoek naar meer kopten. Na drie maanden staan er 300 families geregistreerd als lid van de Koptisch-Orthodoxe Kerk in Nederland.
Inmiddels zijn er zo’n 6000 leden. Een succesverhaal?
„Door de genade van God wel, ja. De hand van God heeft ons rijk gezegend. De kerk heeft een grote plaats in de koptische gemeenschap en speelt een belangrijke rol in de sociale contacten en in het geestelijk leven van Egyptenaren. Ook jongeren voelen zich thuis in onze kerk. De leden zijn eigenlijk één grote familie.”
Hoe moeilijk is het om geestelijk leider te zijn van de kopten in Nederland?
„Het is erg dankbaar werk, maar niet altijd gemakkelijk. Veel mensen leven materialistisch. Een deel van mijn gemeenteleden werkt in de horeca en maakt soms dagen van veertien uur. Ze hebben weinig of geen tijd voor geestelijke zaken. Ik doe mijn best om hen te ontmoeten en stimuleer hen naar de kerk te komen. De andere kant is dat de koptische gemeenschap groeit. Er zijn dus mensen die in deze hectische wereld behoefte hebben aan bezinning.”
Hoe druk hebt u het zelf? „Mijn deur staat altijd open. Ik ben 24 uur per dag bereikbaar. Veel gemeenteleden doen een beroep op mij. Dat betekent dat ik soms ook word opgeslokt door mijn werk. Maar ik doe het met plezier. Als ik merk dat mijn batterij leeg begint te raken, dan boek ik een reis naar mijn klooster in Egypte. Daar laad ik weer helemaal op.”
Hoe?
„Door het ritme van het klooster te volgen. Van vier uur tot zes uur ’s morgens zingen we een lofzang als voorbereiding op de mis, daarna vieren we de eucharistie. De rest van de dag ben ik zo vrij als een vogel. Geen telefoontjes, geen post, geen e-mail, geen mensen. Vaak ga ik wandelen net buiten Wadi Natrun. Dat is een stad tussen Alexandrië en Caïro, aan de rand van de woestijn. Dan denk ik na over mijn eigen leven, over de manier waarop ik met mensen omga, over mijn relatie met God. Dan bid ik voor de mensen in Nederland met moeilijkheden.”
Is het moeilijker om hier monnik te zijn dan in Egypte?
„In Egypte kan ik elke maand een paar dagen naar het klooster gaan. Hier niet.”
U zou een klooster in Nederland kunnen beginnen?
„Daar denk ik al een tijdje over na. Het is jammer dat er steeds minder mensen betrokken zijn bij het monastieke leven. Als wij hier een klooster zouden kunnen starten, zou dat een goed voorbeeld zijn voor de mensen in Nederland.”
Voelt u zich inmiddels Nederlander?
„Na 27 jaar in Nederland is Amsterdam mijn stad geworden. In Egypte is ondertussen veel veranderd. Ik voel me daar een vreemde. De taal en de jeugd zijn anders. Van de oosterse cultuur maak ik geen deel meer uit, hoewel ik de mooie dingen ervan heb bewaard, zoals het respecteren van ouderen en het tonen van gastvrijheid. Ik doe mijn best me de westerse cultuur eigen te maken. Dat valt niet altijd mee.”
Voelt u zich veilig in Nederland?
„Veiliger dan in Egypte. Toen er geruchten waren dat al-Qaida een aanslag wilde plegen op koptische kerken in Nederland heeft de overheid er alles aan gedaan om ons te beschermen. Toen ik vorige maand bij mijn zus in Egypte logeerde, vroeg ze me ’s avonds niet te laat thuis te komen. Dat is in Nederland echt niet nodig.”
Gaat u ooit weer terug naar Egypte?
„Mijn toekomst ligt in Gods hand. Aan het eind van een verblijf in het klooster denk ik soms: Ik ga nooit meer terug naar Nederland. Maar ik wil gehoorzaam zijn aan God. Dat betekent dat ik voorlopig hier blijf.”
Dit is het laatste deel in een serie artikelen over koptische christenen in Nederland.
Levensloop vader Arsenious El Baramousy
Arsenious El Baramousy werd op 10 oktober 1951 geboren in een koptisch-orthodox gezin in het Egyptische Suez. Hij heeft drie zussen en een broer. Hij studeerde geneeskunde aan de universiteit in Caïro en werd arts. Na zijn militaire dienst trad hij in 1978 in het klooster El Baramous, waar hij zijn naam als geestelijke aan dankt. Zijn eigenlijke achternaam wil hij niet prijsgeven. In 1985 kwam hij naar Nederland en stichtte in Amsterdam de eerste koptisch-orthodoxe kerk. Tot op heden is hij geestelijk leider van deze parochie. De Koptisch-Orthodoxe Kerk kent het gehuwd priesterschap, maar vader Arsenious is monnik en dus niet getrouwd.