Werk en bijstand
De nieuwe Bijstandswet die deze week in de Tweede Kamer aan de orde is, heeft aantrekkelijke en onaantrekkelijke kanten. Het hoofddoel van het kabinet is om de kosten van de bijstand te beperken en bijstandstrekkers aan het werk te krijgen. Dat zijn heel acceptabele doelstellingen, de tweede nog meer dan de eerste. Maar er zijn grenzen.De gemeenten, waar vanouds de toepassing van de bijstand is neergelegd, krijgen meer belang bij een zuinige uitvoering. Thans kunnen ze nog driekwart van de bijstandsuitgaven in Den Haag declareren. Vroeger was dat zelfs 90 procent. In de toekomst gaat dat steeds minder worden.
Nu hebben gemeenten wel enige invloed op de omvang van de bijstand, maar die is toch maar beperkt. Veel hangt ook af van de bevolkingssamenstelling. Voorlopige berekeningen maakten al duidelijk dat sommige gemeenten er in de nieuwe regeling aanzienlijk op vooruit zouden gaan, terwijl andere, zoals Gouda, er veel nadeel van ondervinden. De conclusie moet dan ook zijn dat in de nu voorgestelde wet de verantwoordelijkheid van de gemeente voor de hoogte van de bijstandsuitgaven te veel nadruk krijgt.
Een soortgelijke conclusie is te trekken ten aanzien van de druk die op de bijstandstrekkers wordt uitgeoefend om aan het werk te gaan. Dat de leeftijdsgrens van 57,5 jaar geschrapt wordt, sluit aan bij de algemene tendens dat ouderen langer blijven werken. Iedere bijstandsgerechtigde moet straks tot zijn 65e jaar bereid zijn werk te verrichten en daar actief naar zoeken.
Maar ook aan dit verhaal zitten twee kanten. Wil deze aanpak slagen, dan moet er voor die oudere werknemers ook werk te vinden zijn. In de huidige situatie is dat problematisch. Wanneer echter over een paar jaar de arbeidsmarkt weer aantrekt, krijgen we een ander verhaal. Wetten zijn nu eenmaal een zaak van langere adem dan de op- en neergaande conjunctuur.
Veel en veel bezwaarlijker is het invoeren van een arbeidsplicht voor jonge moeders. Tot dusver waren bijstandsmoeders die de zorg hadden voor kinderen beneden de vijf jaar, daarvan vrijgesteld.
Voorheen lag die leeftijdsgrens nog belangrijk hoger. Toen was nog meer het besef aanwezig dat het toch een natuurlijke zaak is dat een moeder voor haar kind zorgt en dat dit gedurende een flink aantal jaren als haar hoofdtaak moet worden beschouwd. Nu ziet het ernaar uit dat moeders verplicht worden hun baby bij de crèche af te leveren, om zelf aan het werk te gaan.
De christelijke partijen zijn hiertegen en de PvdA aarzelt, omdat er lang niet altijd voldoende opvangmogelijkheden voor kinderen zijn. Een ander bezwaar van de socialistische oppositie is dat alleenstaande bijstandmoeders door deze combinatie van werk en zorg te veel zouden kunnen worden belast. Hopelijk wordt de wet op dit punt door de Kamer aangepast.
De nieuwe bijstandswet is soberder ten aanzien van bijzondere bijstand en andere extraatjes. Nu was op dit gebied wel van enige wildgroei sprake, maar het bezuinigingsmotief komt hier wel heel duidelijk om de hoek kijken.
Onverstandig is in ieder geval de hardere opstelling ten opzichte van bijstandsgerechtigden met kleine deeltijdbanen of die betrokken zijn bij vrijwilligerswerk. Volgens staatssecretaris Rutte leidt die situatie ertoe dat ze het zo wel best vinden en niet actief zoeken naar een echte baan.
Maar in de praktijk zou het wel eens zo kunnen zijn dat je blij moet zijn met deze beperkte inzet, omdat er gewoon niet meer inzit. Of dat er op de arbeidsmarkt voor hen niets te vinden is.
Vrijwilligerswerk of een deeltijdbaantje kan ook een opstapje zijn naar een volledige baan. Dat moet dus niet afgeremd, maar eerder gestimuleerd worden.