Hoge hoed was voorschrift voor studenten Theologische School
”Hoge hoeden, lage standaarden”. Het is de titel van een boekje over Joods leven in de jaren 1933-1940. Auteur Jaap Meijer laat daarin zien dat het dragen van de hoge hoed door Joodse mannen niet per se betekende dat ze tot de hoge kringen behoorden.
De hoge hoed hoort bij de Joodse erediensten. Mij werd meegedeeld dat deze hoofdbedekking door de parnassim (het kerkbestuur) nog steeds op de sjabbat wordt gedragen. Dat was in het Reformatorisch Dagblad in december ook te zien, toen koningin Beatrix aanwezig was bij de officiële opening (na een ingrijpende restauratie) van de Portugees-Israëlietische synagoge in Amsterdam.
De hoge hoed is onder ons in onbruik geraakt. Ds. Joh. van der Poel, de overbekende predikant uit Ede, liep ’s zondags naar de kerk met zo’n ”hoge zije”. Als laatste? De ouderlingen van de hervormde gemeente in onder meer Ouddorp en Maartensdijk deden dat in het verleden eveneens. Maar ook dat is verleden tijd.
In mijn jeugd was het in de Rotterdamse wijk Kralingen (en ongetwijfeld op veel andere plaatsen ook nog) gebruik dat hervormde en gereformeerde predikanten bij begrafenissen jacquet en hoge hoed droegen. Bijna twee generaties terug stond in Kralingen de Gereformeerde Bondsdominee Th. G. Vollebregt. Een geliefde, eerbiedwaardige man, maar zeer klein van stuk. Het flauwe grapje ging rond: ds. Vollebregt heeft een beroep aangenomen naar Madurodam… Hij kon er hartelijk om lachen. Met hoge hoed viel zijn kleine postuur minder op.
Ds. W. C. Lamain kreeg in zijn studententijd van ds. G. H. Kersten les in het huis van een kerkenraadslid in Yerseke, een boerderijtje buiten de bebouwde kom. Het dragen van de hoge hoed was voor studenten voorschrift. Medestudent R. Kok legde zijn hoed op een sleekachel in een aangrenzend vertrek, in de veronderstelling dat de kachel uit was. De aangebrande lucht die een uurtje later te ruiken was, had niets met de warme maaltijd te maken – de kachel was door de harde wind gaan trekken en de hoed bleek half gesmolten… Een schadepost!
Ach, waar hébben we het over? De ”kachelpijp” is hier en daar weer in bij bruiloften. Ook zijn er nog steeds predikanten die bij een begrafenis zo’n hoge zije dragen. Vergeleken met een eeuw terug zijn het tegenwoordig overigens maar halve hoge hoeden. De eerste hogehoedendrager werd in 1797 in Londen beboet omdat zijn zeer hoge hoed afschrikwekkend was. Verstoring van de openbare orde, luidde de aanklacht. Vrouwen vielen flauw en in het gedrang brak iemand zijn arm.
In gereformeerd Lopik was het gebruik dat doopvaders met zo’n hoed naar de kerk gingen. Daar gebeurde het onder ds. F. J. W. Wolf dat een doopvader z’n hoed op de grond legde, naast de katheder van de voorlezer. Die had dat niet in de gaten en stapte van de katheder af, boven op de hoed. Er was toen weinig meer van over. Gelach in de kerk, ergernis bij de doopvader. Als dit in 1880 in Amsterdam zou zijn gebeurd, was er wellicht nog wat aan te doen geweest: daar stond toen de confessionele dominee Ph. J. Hoedemaker…