Wereldraad staat voor keuze nieuw gezicht
Het algemeen bestuur (centraal comité) van de Wereldraad van Kerken kiest tijdens zijn vergadering van 26 augustus tot en met 2 september in het hoofdkwartier in Genève een nieuwe secretaris-generaal. De nieuwe topman zal in de komende jaren voor een belangrijk deel het gezicht van de wereldwijde oecumene bepalen.
Het bestuur kiest waarschijnlijk donderdag in een besloten zitting de opvolger van de Duitse theoloog Konrad Raiser (65), die elf jaar aan het roer van de Wereldraad heeft gestaan. De benoemingscommissie legt in principe slechts één kandidaat aan het bestuur voor. Alleen als geen enkele kandidaat de steun heeft van minstens tweederde van de leden van de benoemingscommissie, moet het bestuur kiezen uit twee kandidaten.
De voorgangers van Raiser waren de Uruguayaan Emilio Castro (1984-1992), Philip Potter van het Caraïbische eiland Dominica (1972-1983), de Amerikaan Eugene Carson Blake (1967-1971) en de Nederlander W. A. Visser ’t Hooft (vanaf de oprichting van de Wereldraad in 1948 tot 1966).
Azië, Afrika en Oceanië hebben nog nooit een secretaris-generaal geleverd. Een Afrikaan aan de top van de Wereldraad lijkt goed mogelijk. De Keniaan Sam Kobia, al jaren staflid, gooit hoge ogen. Tegen een Afrikaanse kandidatuur pleit dat twee andere wereldwijde oecumenische organen in Genève, de Lutherse Wereldfederatie en de Wereldbond van Hervormde en Gereformeerde Kerken (WARC), al door Afrikanen worden geleid.
De kans is niet groot dat een vrouw voor het eerst in de 55-jarige geschiedenis de Wereldraad gaat leiden. Daarvoor is de weerstand onder vooral de oosters-orthodoxe kerken te groot. Een oosters-orthodoxe kandidaat ligt evenmin voor de hand. De orthodoxen hebben in de voorzitter van het algemeen bestuur, de Armeens-orthodoxe kerkleider Aram I, al een man op een hoge positie. Als het weer een Europeaan wordt, maakt de Noorse lutherse theoloog Trond Bakkevig een goede kans.
De Nederlandse vertegenwoordiger in het bestuur is de gereformeerde predikante ds. Wies Houweling.
De nieuwe secretaris-generaal van de Wereldraad van Kerken moet „zowel op het geld kunnen passen als een visie hebben op de toekomst van de oecumene.” Het algemeen bestuur van de Wereldraad zal dan ook een „schaap met vijf poten” als zijn nieuwe leider moeten kiezen, zegt ds. Ineke Bakker, algemeen secretaris van de Raad van Kerken in Nederland.
De huidige secretaris-generaal, de Duitse theoloog Konrad Raiser, legt aan het einde van dit jaar zijn functie na elf jaar neer. Zijn opvolger erft een penibele financiële situatie en een wereldwijd oecumenisch landschap waarin de Wereldraad niet langer gezichtsbepalend is.
„In de huidige situatie van de Wereldraad moet de secretaris-generaal financiële deskundigheid hebben, de interne organisatie kunnen herstructureren en vooral een voortrekkersrol kunnen vervullen in het denken over de vorm die de wereldwijde oecumenische beweging in de toekomst moet aannemen”, aldus Bakker, die de bestuursvergadering in Genève zal bijwonen.
De Wereldraad verkeert al jaren in financiële problemen. Sinds 1991 zijn het budget en het personeelsbestand vrijwel gehalveerd. Eind vorig jaar schrapte de organisatie bij de voorlopig laatste bezuinigingsronde nog eens 21 voltijdse banen, ruim 10 procent van het personeelsbestand.
De traditionele geldschieters van het oecumenische orgaan, de grote kerken en kerkelijke hulporganisaties in de Verenigde Staten, Duitsland, Nederland en Scandinavië, kampen zelf met dalende inkomsten en hebben hun bijdrage teruggeschroefd. De orthodoxe kerken en de lidkerken in Azië, Afrika en Latijns-Amerika willen of kunnen die teruggang niet compenseren. Bijna de helft van de lidkerken, waaronder veel orthodoxe kerken, draagt geen cent bij.
Verder is de Wereldraad niet langer het vanzelfsprekende centrum van de wereldwijde oecumenische beweging. De Rooms-Katholieke Kerk, geen lid van de Wereldraad, voert al jaren bilaterale besprekingen met andere kerken. Ook de evangelische en pinksterkerken, grotendeels geen lid van de Wereldraad, hebben hun krachten gebundeld. Ten slotte hebben kerkfamilies als de lutheranen, die wel tot de Wereldraad behoren, nog hun eigen mondiale organisaties.
Zowel de financiële nood als de afnemende interesse voor kerkelijke eenheid was voor Raiser vorig jaar aanleiding om te pleiten voor een reorganisatie van de oecumenische beweging. De Wereldraad, regionale oecumenische organisaties in de verschillende (sub)continenten en andere wereldwijde verbanden van kerken moeten volgens hem samengaan in een nieuw oecumenisch netwerk. Dat proces moet in de komende jaren vorm krijgen, om te beginnen tijdens een bijeenkomst in november in Libanon.
Wat volgens Bakker in ieder geval moet gebeuren, is dat de diverse oecumenische verbanden hun werk veel beter op elkaar afstemmen. Ook zullen de nationale en continentale raden van kerken een grotere rol moeten gaan spelen. Als die meer voorwerk voor hun rekening nemen, kan volgens haar op mondiaal niveau veel efficiënter worden gewerkt.
Waar de nieuwe secretaris-generaal waarschijnlijk minder hoofdbrekens over zal hebben dan Raiser, is de relatie met de orthodoxe lidkerken. Die dreigden in 1998 uit de Wereldraad te stappen. Ze ergerden zich aan de ’westerse’ agenda, waarop onderwerpen als de positie van de vrouw en homoseksualiteit een prominente plaats hadden. Verder klaagden ze erover dat hun stem ondergesneeuwd raakte door besluitvorming bij meerderheid van stemmen.
Het algemeen bestuur stemde vorig jaar in met de voorstellen van een speciale commissie die aan de orthodoxe zorgen tegemoet moesten komen. Besluiten zullen voortaan zo veel mogelijk bij consensus worden genomen en oecumenische vieringen tijdens Wereldraadbijeenkomsten worden aan banden gelegd. „De kou is daarmee behoorlijk uit de lucht”, is Bakkers inschatting. „Maar wat de gevolgen op langere termijn zijn, blijft afwachten.”