Hoogleraar Kocken: Pensioenfondsen moeten eerlijk delen
Een eerlijk verhaal en geen rekentrucs meer die slecht uitpakken voor jongeren. Dat is wat risicodeskundige Theo Kocken verwacht van de politiek. Maar de pensioenplannen die minister Kamp vorige week presenteerde, schieten hierin tekort. „Eerst wilden ze je auto jatten, nu alleen nog je stereo.”
Als er ooit een ranglijst komt van woorden die tijdens de huidige crisis plots breed bekend werden, dan hoort daar naast ”rommelhypotheek” en ”AAA-status” zeker ook ”dekkingsgraad” bij.
De term –die verwijst naar de mate waarin pensioenfondsen kunnen voldoen aan hun verplichtingen op de korte (pensioenen van nu) en lange termijn (pensioenen van straks)– haalt sinds 2008 exponentieel vaker de krant.
Niet verwonderlijk ook, want met die dekkingsgraad gaat het al jarenlang niet best. Bedroeg deze in 1990 gemiddeld zo’n 230 procent, in 2007 was daar nog 144 procent van over. Maar daarmee hield de ellende niet op: inmiddels balanceert een doorsnee pensioenfonds op een dekkingsgraad van zo’n 93 procent.
Dat betekent dat de meeste fondsen niet eens meer genoeg geld in kas hebben om aan hun nominale verplichtingen (in geld) te voldoen, laat staan dat de pensioenen de ontwikkeling van de koopkracht kunnen bijbenen.
De tijd dat iedereen dacht erop te kunnen rekenen dat na pensionering zijn kostje was gekocht, lijkt definitief voorbij. Voor het eerst in de geschiedenis van pensioenfondsen kondigden zij begin dit jaar aan te moeten afstempelen, oftewel: korten op de pensioenuitkeringen.
Tenzij de situatie snel verbetert natuurlijk, maar daarvan lijkt geen sprake: beurskoersen zakten dit jaar alleen maar verder weg en dat de Nederlandse staat maandag bekendmaakte 2 miljard euro te hebben geleend tegen 0 procent rente is leuk voor minister De Jager (Financiën), voor pensioenfondsen is het een drama. Omdat een lage rente betekent dat fondsen nu meer geld apart moeten zetten voor de pensioenen van straks, maakt dit de dekkingsproblematiek alleen maar groter.
Toch hoeven pensioenfondsen zich „niet te schamen”, meent Theo Kocken, hoogleraar risicobeheer aan de VU Amsterdam en directeur van risicobeheerder Cardano. „Hun valt niet kwalijk te nemen dat de levensverwachting enorm is gestegen en dat de ingestorte beurzen bijna geen rendement meer geven. Over het algemeen is er geen geld verspild. Fondsen hebben best prudent belegd.”
Probleem is volgens Kocken wél dat de beloftes die de pensioenfondsen in de achterliggende jaren deden, groter zijn dan hun spaarpot. „Het pensioenvermogen schiet tekort en dat geld kunnen de fondsen niet toveren. Dát verhaal zouden ze nu eens eerlijk moeten vertellen en dan ook de consequenties ervan, in de vorm van kortingen, aanvaarden.”
Akkoord
De kant van dat ”eerlijke verhaal” leek het aanvankelijk ook op te gaan, toen werkgevers en vakbonden (die samen de pensioenfondsen uitvoeren) in de zomer van 2010 een akkoord sloten met toenmalig minister Donner (Sociale Zaken) over zowel de AOW als het aanvullende pensioen. Mensen zouden langer gaan doorwerken en pensioenfondsen zouden de ruimte krijgen om pensioenaanspraken ‘zachter’ te maken, ofwel: minder zeker en meer voorwaardelijk.
Op basis van die principeafspraak sloten werkgevers, werknemers en de overheid op 10 juni 2011 het pensioenakkoord. Kocken: „De gedachte daarvan was goed: We hebben als fondsen te weinig geld en we moeten op een eerlijke manier kortingen nemen en overschotten verdelen.” Maar van dat eerlijk delen kwam weinig terecht. De sociale partners en de politiek spraken namelijk af om als rekenrente voor het vaststellen van hun dekkingsgraad, niet langer uit te gaan van de veilige –maar lage– marktrente, maar het door pensioenfondsen verwachte rendement op hun beleggingen. „Diefstal en fraude” noemde pensioendeskundige Martin Pikaart die methode vorig jaar in deze krant. De Rotterdamse hoogleraar economie Bas Jacobs sprak van „zwendel.”
Ook Kocken trok direct aan de bel. „Hierdoor zouden pensioenfondsen er op papier plots veel beter voor staan, terwijl er geen cent was bijgekomen. Op die manier zou je tientallen procenten van de opgebouwde pensioenen van jongere generaties oversluizen naar de huidige en aanstaande gepensioneerden.”
Hoe dat precies werkt is „lastige materie”, stelt Kocken. „Maar het belangrijkste is dat de rekenrente bij een pensioenfonds bepaalt wat de dekkingsgraad is, dat die dekkingsgraad bepaalt hoeveel je nu uitbetaalt en dat wat je nu uitbetaalt weer bepaalt wat je overhoudt voor anderen. Een hogere dekkingsgraad bij dezelfde hoeveelheid geld betekent dus altijd dat er meer geld gaat naar de ouderen van nu en dat betekent weer dat er minder geld overblijft voor jongeren. Zo draaien jongeren dus op voor de te hoge pensioenen van ouderen. En dát is weer een heel simpel principe, dat aan iedereen is uit te leggen, behalve kennelijk aan de sociale partners en een aantal mensen bij Sociale Zaken.”
Want hoewel Kocken er vorig jaar nog met minister Kamp van Sociale Zaken over sprak, presenteerde die vorige week nieuwe pensioenregels (zie kader) die voortborduren op het pensioenakkoord. Hierin is het verwachte rendement als rekenrente weliswaar goeddeels verdwenen, maar ziet Kocken toch opnieuw pogingen van de pensioensector om op korte termijn de zaken beter voor te stellen dan ze zijn. „Ik snap dat wel”, zegt hij. „De dekkingsgraden lopen al jaren achteruit. Pensioenfondsen zoeken daarom ook al jaren naar maatregelen om die kunstmatig weer omhoog te krijgen, net zoals Griekenland jarenlang probeerde met zijn staatsschuld.”
Rekenregels
Het gaat volgens Kocken al mis doordat Kamp de nieuwe rekenregels om de dekkingsgraad mee te bepalen niet alleen van toepassing wil verklaren op nieuw in te leggen pensioengeld in het nieuwe pensioencontract, maar ook op de bestaande contracten, dus op geld dat al is opgebouwd. Volgens de hoogleraar kun je echter „niet zomaar nieuwe regels loslaten op pensioengeld dat op een totaal andere manier is opgespaard.”
Het Centraal Planbureau (CPB) rekende dit plan van Kamp door en concludeerde dat het voor ouderen een voordeel betekent van 5 tot 10 procent ten opzichte van jongeren. Kocken: „Letterlijk noemt het CPB dit „slechts een beperkt effect.” Ik concludeer iets anders, namelijk dat het gewoon oneerlijk is. Omdat het nadeel voor jongeren in het eerdere voorstel schrijnend was, kun je nu toch niet met droge ogen beweren dat een nadeel van 10 procent beperkt is? In het vorige contract gingen ze je auto jatten, nu jatten ze alleen nog je stereo-installatie. Als morgen bekend wordt dat van het spaargeld van jongeren 10 procent wordt afgeroomd, zeggen we toch ook niet: Ja, doe maar. Het valt best mee.”
Hier bovenop presteerden de pensioenpartijen het volgens Kocken opnieuw om een rente te introduceren die hoger is dan de huidige marktrente. De risicospecialist doelt op het plan dat Kamp in samenspraak met de pensioenlobby op tafel heeft gelegd om de dekkingsgraad op te vijzelen met behulp van een rekenrente die afkomstig is uit Europese regelgeving die bedoeld is voor verzekeraars. Saillant is dat pensioenfondsen en de politiek de afgelopen tijd een heftige strijd voerden in Brussel om te voorkomen dat die verzekeringsregels (Solvency 2 genoemd) ook van toepassing zouden worden voor pensioenfondsen, die daardoor nog hogere buffers zouden moeten aanhouden. Kocken: „Die regelgeving had niets, maar dan ook niets met pensioenfondsen te maken, vond men terecht. Maar uit al die honderden verzekeringspagina’s hebben ze toch mooi even de ultimate forward rate van 4,2 procent gehaald. Want ja, die rente is fors hoger dan de huidige rekenrente en daarmee krijgt je direct een hogere dekkingsgraad. Maar het is een totaal onzinnig en gemanipuleerd getal dat alleen tot stand is gekomen door lobbywerk van de verzekeringssector. Voor verzekeraars kan die kunstmatig hogere rente niet zo veel kwaad, maar wel voor pensioenfondsen; die gaan immers direct meer uitbetalen aan gepensioneerden en duperen zo jongeren.”
Opgeteld betekenen de nieuwe plannen van Kamp volgens Kocken dat veel pensioenfondsen plots fors minder hoeven af te stempelen dan was verwacht en sommige zelfs helemaal niet. „En dat dus alleen doordat je anders gaat rekenen.”
Kocken benadrukt dat het hem er niet om gaat „per se streng te willen doen” met de rekenrente. „De dekkingsgraad mag best veranderen als het goed gaat met de aandelenmarkt of omdat de rente stijgt. Ik hoop óók dat de dekkingsgraad weer stijgt tot 110 of 120 procent. Maar níét omdat je de rekenregels verandert. Er komt dan immers geen cent extra bij. Dit is de zoveelste rekentruc van Sociale Zaken en de polder eromheen.”
Voor jongeren lijkt het standpunt helder, maar ouderen zullen zeggen: de fondsen hebben met ruim 800 miljard euro meer geld in kas dan ooit. En dan toch korten?
„Daar hebben ze gelijk in. En daarom is het ook zo jammer dat een klein aantal pensioenfondsen steeds blijft herhalen dat er geen probleem is en er nog nooit zo veel in kas was. Natuurlijk komt er nog steeds premie binnen, maar daar staan ook meer verplichtingen tegenover. De komende twintig jaar betalen fondsen een groot deel van hun pensioenpot uit en als daarvoor nu te weinig dekking is, word het tekort per resterend persoon straks alleen maar groter. Wat fondsen óók niet vertellen is dat een van de belangrijkste redenen waarom hun vermogen nu zo groot is, ligt in diezelfde lage rente die ze zo verfoeien. Die zorgt er namelijk voor dat de obligaties die ze bezitten hard in waarde zijn gestegen. Het is dus heel dubbel. Aan de vermogenskant is het: „Joepie we doen het goed, dankzij de lage rente. Dankjewel rente!” En aan de verplichtingenkant is het: „Nare lage rente, we zouden je helemaal niet mee moeten nemen in onze berekeningen.””
Wat zegt u tegen de mensen die stellen: had ik mijn pensioen maar zelf mogen sparen, dan had ik het beter gedaan?
„Ze hadden het minstens zo slecht gedaan en waarschijnlijk nog veel slechter. Pensionfondsen zijn echt goedkoop en het zijn ook mooie instituten, die een onderlinge waarborgmaatschappij kunnen vormen tussen jong en oud. Maar dan moet je het allemaal wel ontzettend eerlijk houden. En dat betekent nu dus uitleggen dat de problemen er écht zijn en ook niet zijn weg te poetsen met rekentrucs. Voorkomen moet worden dat jongeren straks helemaal niets meer met een pensioenfonds te maken willen hebben omdat ze van iedere ingelegde euro direct al een paar dubbeltjes kwijt zijn.”
Pensioenfondsen geven aan uit angst voor rechtszaken niets te zien in het nieuwe contract dat Kamp voorstelt. Zijn we in een impasse beland?
„Daar lijkt het wel op. En dat is ook niet gek. De timing voor een nieuw stelsel is moeilijk. Nu er nominaal al te weinig geld in kas is, is het extra lastig om over te stappen op een stelsel waarin je pensioenen ook nog eens wilt verhogen voor inflatie. Daarnaast zijn zowel ouderen als jongeren tegen. Jongeren vanwege die rekentrucs, ouderen omdat hun pensioen meer zal fluctueren. Overigens is dat vooral perceptie omdat het pensioen in de praktijk nu net zo onzeker is. Mijn voorstel is: Waarom niet gewoon in het oude stelsel blijven, daarin de pensioenen afstempelen, maar dit uitsmeren over een langere periode? Afhankelijk van hoe ‘vergrijsd’ een fonds is, kan dat variëren van drie tot zeven jaar. Die aanpassing maakt het stelsel socialer, maar je accepteert wel dat er te weinig geld is. Ik hoor nu vaak dat de misère tijdelijk is, maar dat weten we niet. Als het straks echt beter gaat, stempelen we de pensioenen gewoon weer bij, zodat ze gaan meeademen met overschotten en tekorten. Dat is een eerlijk systeem, waarin ook helder is dat een pensioen nooit zeker kan zijn. Je kunt niet voor 16 miljoen mensen, die allemaal langer zijn gaan leven en met onzekere markten, de ene generatie een andere garantie geven dan de andere. Zeker niet als dat ten laste gaat van de huidige jonge generatie, die al veel van de exploderende overheidstekorten voor de kiezen gaat krijgen.”
Twee keuzes
Als de plannen van minister Kamp de eindstreep halen, krijgen pensioenfondsen straks twee keuzes: overstappen naar een nieuw contract of vasthouden aan het huidige. Het nieuwe contract, waarin verplicht rekening wordt gehouden met de stijgende levensverwachting, geeft deelnemers meer kans op het meestijgen van hun uitkering met de inflatie. Tegelijkertijd is het pensioen ook minder zeker, omdat er sneller zal worden gekort op de uitkering.
Het huidige contract, dat pensioenen in principe nominaal garandeert, wil Kamp ook wijzigen op verschillende punten die ook gelden in het nieuwe contract. Zo worden de regels om de dekkingsgraad van pensioenfondsen te bepalen, versoepeld, onder meer door de introductie van een hogere rekenrente en door fondsen niet langer af te rekenen op dagkoersen, maar te gaan werken met jaargemiddelden.
De eerste reacties van fondsen op het nieuwe contract zijn negatief: zij vrezen juridische consequenties als zij zonder instemming van deelnemers de opgebouwde pensioenrechten ‘invaren’ in de nieuwe regeling.