Amazing Grace zingen in Noord-Koreaanse kerk
PYONGYANG – Voorin een Noord-Koreaanse kerk zong hij het lied ”Amazing Grace”. Het was het enige moment waarop Diederik van Dijk, medewerker van de SGP-fractie, iets van zijn christen-zijn kon laten zien in het gesloten communistische land. „Ik hoop dat het lied iets achterlaat.”
Op uitnodiging van Stichting De Ondergrondse Kerk (SDOK), die zich inzet voor vervolgde christenen, bezocht Van Dijk deze week met zeven anderen Noord-Korea. Met de opgedane kennis wil hij de bewustwording van de situatie in Noord-Korea in de Nederlandse politiek vergroten. „Het ergste zou zijn als we dit land vergeten.”
Het communistische land maakte een enorme indruk op Van Dijk. „Heel Noord-Korea is één groot marionettenkabinet. Iedereen zit vast aan de touwtjes van het regime. Mensen moeten toestemming hebben om zichzelf te verplaatsen, ze mogen geen mobieltje hebben. Elke ochtend klinken er door talloze luidsprekers toespraken van de president, die hen oproept tot vaderlandsliefde.”
De groep van Van Dijk kreeg een rondleiding langs „mooie gebouwen en gouden kamertjes. Overal hingen portretten van de in december overleden leider Kim Jong Il. Hij is daar geen seconde uit je gedachten.”
Mogelijkheden om af te wijken van het programma waren er niet. „De gidsen verloren ons geen moment uit het oog. In de straten stonden overal mannen in grauwe, grijze pakken die ons nauwlettend in de gaten hielden. Ons hotel hing vol spiegels. Als we maar iets onverwachts deden, grepen de gidsen meteen in en werden we afgesnauwd.”
Zondag bezocht hij een –door de overheid geregisseerde– kerkdienst. „Het was een echte showdienst. Alles zag er gelikt uit. De kerk zat vol met trouwe partijgangers met een Bijbel voor hun neus, er was een preek, waarin de naam Christus overigens niet werd genoemd, en een koortje. Het regime deed er alles aan om te benadrukken dat er godsdienstvrijheid is in Noord-Korea.”
Aan het einde van de dienst mochten de gasten een lied zingen. De groep had daarvoor in Nederland ”Amazing Grace” (Genade Groot) in het Noord-Koreaans ingestudeerd. „Het was een heel ontroerend moment om in zo’n land van verbazingwekkende genade te zingen.”
Noord-Koreaanse christenen spreken was voor de acht Nederlanders die het land bezochten niet mogelijk, zegt SGP’er Diederick van Dijk. „Dat zou voor hen een enkeltje strafkamp betekenen.” Wel hadden de groepsleden af en toe oogcontact met hen. „We hadden allemaal een kruisje omgedaan, zodat we herkenbaar waren als christenen. Dat alleen kan al een bemoediging zijn. Af en toe kregen we een klein knikje, maar zelfs dat is gevaarlijk. De gidsen volgden elke beweging. Een vrouw maakte met haar vingers een kruisteken op een paneel.”
De gidsen moesten elke avond aan het partijbureau rapporteren waar de bezoekers waren geweest en waarover ze hadden gepraat. „Ze waren erg nieuwsgierig naar wat wij in West-Europa van Noord-Korea weten. Ik vertelde hun dat we op de hoogte waren van de mislukte raketlancering en van hun nucleaire programma. Dat vonden ze niet leuk. Vertel over jullie goede ervaringen hier, drukten ze ons op het hart.”
Aan de grens met Zuid-Korea zongen de Nederlanders ”Dat ’s Heeren zegen op u daal” en baden ze in het Engels voor vrede voor de beide landen. „Een officier reageerde allergisch toen hij het zag, maar na onze uitleg werd hij rustiger.”
Wat Van Dijk het meeste bijblijft, is het gebrek aan bewegingsvrijheid van de inwoners. „Mensen leven voortdurend in angst. Ze weten niet wie er te vertrouwen is en wie niet. Ze kijken je niet aan, omdat dat al consequenties voor hen kan hebben.”
Onder de indruk was Van Dijk van de schitterende natuur van Noord-Korea. „Als ze slechts 10 procent van hun potentie benutten om toeristen te lokken, dan zou het land heel wat geld binnenhalen.Tegelijkertijd is het wrang om te weten dat achter die prachtige bergen medechristenen een afschuwelijk leven leiden in een strafkamp.”
Concreet kan de SGP’er niet veel betekenen voor de Noord-Koreanen. „De christenen daar zijn beklagenswaardig, maar zij hebben hoop op een betere toekomst. Met wie ik echt te doen heb, zijn de leiders. Laten we ons gebed voor dit land niet vergeten.”