De toebereidselen tot de bekering zijn nog geen beginselen van het genadeleven. Ook moeten wij niet denken dat uit die toebereidselen, hoe ver die ook gaan, ooit het leven van de genade zal voortkomen. Och neen, net zomin als een dode het leven zou ontvangen uit de voorbereidingen die tot zijn opwekking worden gemaakt. Het is ook niet zo dat wij uit die voorbereidende werkzaamheden, in zichzelf aangemerkt, het leven van de genade zullen ontvangen. Och neen, al werken en wroeten wij nog zo, wij kunnen onszelf het leven niet geven. Dat is en blijft een werk van God.Ook moeten wij de toebereidende werkzaamheden in onze bekering niet bij God in rekening brengen, of daarin iets verdienstelijks stellen. Alsof wij daardoor iets verdienen, zodat God ons moet bekeren. Hier komt niet de minste verdienste aan te pas. Het is alleen vrije en nog eens vrije genade om de verdienste van Christus’ wil.

Maar, zal iemand zeggen, als het dan zo gesteld is met de toebereidselen tot de bekering, dan doen die niet het minste nut! Dan moet ik mij maar stilhouden en lijdelijk wachten tot God mij voorkomt met leven en genade. Ik zal u antwoorden. God heeft onze voor- en toebereidselen niet nodig. God kan iemand ook direct bekeren, zonder voorgaande werkzaamheden. Het is echter niet Zijn gebruikelijke weg.

Gerardus van Aalst, predikant te Westzaandam (Geestelijke mengelstoffen, 1758)