Van der Geest schrijft jongensboek met diepere laag
Hidde heeft in de geheime kelder een grote insectenverzameling. Voor een klasgenoot lijmt hij vlindervleugels op een spin. Vanaf dat moment wordt hij Spinder genoemd. Zijn grote hobby wordt wreed verstoord als broer Jeppe, die van de kelder weet, hem zegt de insectenverzameling weg te halen. Jeppe wil er gaan oefenen op zijn drumstel.
”Spinder” is het dagboek van Hidde, waarin hij vertelt over de meedogenloze broederoorlog die dan wordt gestreden. Ook de illustraties lijken door Hidde zelf getekend. En dan is er ook nog „het Geheim”, dat de twee broers dreigt te verpletteren. Hidde: „Het Geheim moet eruit. We kunnen het niet meer met z’n tweeën dragen.” Wanneer Jeppe, door schuld van Hidde, van de keldertrap valt, kan de kelder niet meer geheim worden gehouden voor hun moeder.
Als lezer van ”Spinder” moet je wel iets met insecten hebben, want ze zijn nadrukkelijk aanwezig. Niet alleen in de kelder, maar ook in het taalgebruik van Hidde. Hij ziet vaak overeenkomsten tussen mensen en dieren: „Moeder had iets weg van de oorwurmen.” Zelf heeft hij regelmatig de wens een insect te zijn: „Soms zou ik zo graag willen dat ik een bidsprinkhaan was met supersterke armen.”
Van der Geest, vorig jaar winnaar van de Gouden Griffel, heeft een vlot lezende stijl met mooi –maar helaas soms ook grof– taalgebruik. Zijn personen schetst hij zo natuurlijk dat ze tot leven komen. Behalve een mooi verhaal bevat Spinder ook een diepere laag: „Geheimen moeten verteld worden. Ze moeten naar buiten kruipen, anders vreten ze je op, van binnenuit.”
Boekgegevens
”Spinder”, door Simon van der Geest; uitg. Querido, Amsterdam, 2012; ISBN 978 90 451 1280 0; 232 blz.; € 13,95.