Ds. Tj. de Jong, vader van Staphorst
Hij woont niet meer in de prachtige pastorie aan de ”Diek” in Staphorst, het grote domineeshuis met de dertien kamers. Sinds zijn „onvrijwillige” emeritaat in 2008 woont ds. Tj. de Jong aan de rand van Staphorst, in een nieuwbouwwijk. „We zijn thans nog met ons tweeën, dit huis is echt groot genoeg.”
Zijn onvrijwillige emeritaat zit ds. De Jong nog steeds niet lekker. Met zware klemtonen op ieder woord zegt hij: „Het wás een zéér píjnlijke weg. Ik ben het er nog steeds niet mee eens, dat de hersteld hervormde synode een predikant kennelijk kan dwingen met emeritaat te gaan. Geen kwaad woord over ambtenaren, maar zo’n regeling vind ik echt ambtenarij. Het ambt is niet aan leeftijd gebonden, geldt voor mij levenslang, zolang je de gezondheid ervoor mag ontvangen. Het heeft mij innerlijk veel pijn gedaan om de gemeente los te moeten laten. Maar achteraf moet ik misschien ook wel zeggen dat ik me te veel heb verzet tegen de weg der voorzienigheid.”
Het zijn vooral de mensen, de gemeenteleden, de Staphorsters aan wie hij zich zeer aan verbonden voelde. „Bij vrijwel ieder sterfgeval dat hier nu plaatsvindt, denk ik aan die mensen, aan alle bezoeken die ik er gebracht heb. Bij iedereen kwam ik over de vloer. Het waren mijn mensen, het was mijn volk. Zeventien jaar heb ik in de landstreek der Jordaan met hen opgetrokken, in droeve en in blijde dagen, in nood en rouw. Het begraven moet ik opeens overlaten aan een ander. Ik wil echt niemand voor de voeten lopen, maar het valt me wel moeilijk.”
Pastoraal werk
Ds. Tj. de Jong werd gisteren 70 jaar. Hij zou het best rustiger aan kunnen doen, maar hij is drukker dan ooit. Tot voor kort was hij pastoraal werker in de hersteld hervormde gemeenten te Vriezenveen en Harskamp. Nog steeds verleent hij bijstand in het pastoraat in Staphorst. „In de verzorgings- en verpleeghuizen hier ontmoet ik mijn eigen mensen weer.”
U heeft alleen al in Staphorst zo’n 700 mensen begraven. Sluipt daar de gewoonte niet naar binnen?
„Geenszins. Geenszins. Van iedere begrafenis ben ik een paar dagen stuk, dan ben ik echt van streek.”
Na zijn emeritaat is de familie De Jong in Staphorst blijven wonen. „Gaarne hadden we ook kunnen wonen in mijn andere gemeenten, Nieuw-Lekkerland, Garderen of Poortvliet. Maar in Staphorst wonen vijf van onze zes kinderen. Wij worden ouder, en dan is het goed om bij de kinderen te zijn.”
Twintig kleinkinderen heeft het echtpaar De Jong inmiddels. „Wat mooi, wat prachtig. We genieten er erg van. Je hebt er wel je zorgen over, gezien de tijd waarin we leven, op het gebied van ethiek, ict, zedelijkheid.”
En met de armen een denkbeeldige koepel makend: „Maar álles ligt onder de overkoepeling van de voorzienigheid.”
U staat te boek als vader van alle Staphorsters, kerkelijk of onkerkelijk.
„Als daar iets van waar mag zijn, dan is het in elk geval ook waar: „Wat hebt gij dat gij niet hebt ontvangen.” Ik ben wel iemand van het oudere type predikanten, iemand die dus overal probeerde te zijn waar dat nodig was. Ik heb getracht leiding te geven, een open oor te hebben, mensen bij te staan in ellende, verdriet, rouw, ruzie en onenigheid. Een predikant moet in mijn ogen een soort vertrouwensfiguur zijn, dat behoort tot je roeping tot het ambt. Als een schaap een poot breekt, laat je dat dier toch ook niet aan zijn lot over? Een ambt vervullen is dienstbaar zijn, zonder aanzien des persoons, in navolging van de Meester, Die sprak: „Ik ben in het midden van u als Eén Die dient.” Ik heb getracht in Zijn voetstappen te gaan.”
Scheuring
Het zou in het interview niet gaan over Samen op Weg, niet over de scheuring in 2004, niet over de Protestantse Kerk, niet over hervormd of hersteld hervormd. Dat was de afspraak. Toch liggen die thema’s in een gesprek met ds. De Jong al gauw op tafel. Er is daarin wel iets veranderd: hij wil inmiddels vooral het positieve benoemen. „Uitermate dankbaar ben ik dat Staphorst in 2004 één is gebleven. Lokaal gezien is hier geen scheuring geweest. Het hele dorp was het erover eens dat we niet mee zouden gaan naar de Protestantse Kerk, vanaf de meest trouwe kerkganger tot de meeste onkerkelijke toe. Er was eenheid en er bleef eenheid, in veel verbondenheid, dwars tegen de stroom in. Als Staphorst was gescheurd, zat ik hier niet zo rustig als nu. Veel dank aan Hem Die het al regeert. ”
Wat heeft 2004 met uzelf gedaan?
„Ik heb er ontzettend veel verdriet van gehad. En nog. Ik kan niet zeggen hoeveel. Het knaagt nog steeds in mijn binnenste.”
Toch bent u geen man die wrokkig blijft omzien, geen mens die zijn dagen in nijdigheid vult, toch?
„In elk geval ben ik niet iemand die de schuld altijd maar bij de ander legt, bij links of bij rechts. Nochtans blijft het een pijnlijke zaak. Ik ga nog steeds uit van de volkskerkgedachte. Er hoort één kerk te zijn. Het volk hoort onder het beslag van één kerk, van één soort prediking, die er voor iedereen is, tot hun behoud, ten goede.”
Met de ogen dicht, na een lange stilte: „Ik ben niet uit de rails geraakt. Nee. Dat is niet gebeurd. Van ’s hemelswege is dat verhoed. Het was denk ik zoiets als een rijpingsproces. In de natuur krijg je ook geen goede rijpingsprocessen met alleen maar mooi weer en zonneschijn. Daar is meer voor nodig, striemende regen, ruwe stormen, nachtvorst, sneeuw, ijzige kou.”
Kerkisme is u vreemd. Zou u ook een ander kerkverband hebben kunnen dienen?
„Dat is niet ondenkbaar.” En vervolgens: „Maar ik zie het niet goed voor me. Ik preek wel eens in oud gereformeerde gemeenten, bij die mensen voel ik me al gauw thuis.”
Hoe kerkordelijk is dat?
„Sommigen vinden zoiets onjuist, vinden het niet kunnen dat een hersteld hervormd predikant in een voluit ambtelijke dienst voorgaat in een oud gereformeerde gemeente. Maar ik houd niet zo van de kerkorde. De Heere is een God van orde en van recht, dat val ik toe, maar ik ben allergisch voor een wettisch hanteren van de kerkorde. Ik ken wel predikanten die on-Schriftuurlijk ruim preken, maar die kerkordelijk zo strak zijn dat je er geen kant mee op kunt. Laten we het menselijk houden, niet alles op de spits te drijven. Het leven is moeilijk genoeg.”
Zijn er andere kerken waarmee u zich verwant weet?
Aarzelend, met een lach: „In zekere zin. De Gereformeerde Gemeenten misschien, of de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Als er dan maar niemand gaat zeggen: „Nou, De Jong, nu hoor je bij ons, nu mag je niet meer over de schutting kijken.” Want ik houd niet van schuttingen. En als ze er al moeten zijn, wil ik er echt overheen kijken. En soms wil ik nog wel meer. Preken bijvoorbeeld, aan de andere kant van de schutting.”
Het is een groot gevaar, zegt de Staphorster predikant, „als we denken dat het buiten onze eigen schuttingen alleen maar woestijn is, en dat het binnen onze eigen schutting allemaal prachtig groen is. Hoe onwaarachtig is dat.”
Zimbabwe
In 1977 werd ds. Tj. de Jong voor de stichting Rhodesia-zending uitgezonden naar Zimbabwe. Daar was hij tot 1980 zendingspredikant. „Dat land heb ik innig lief gekregen. Dat ben ik nooit meer kwijtgeraakt. Als ik er soms nog eens kom en ik voel de grond daar weer onder mijn voeten, dan heb ik het gevoel thuis te komen.”
In Bulawayo leidde ds. De Jong het kindertehuis Thembiso. „Een tehuis voor vondelingen en ontheemde kinderen, echte stumperds. Wekelijks hield ik daar een Bijbellezing, met een sinaasappel als beloning. De dankbaarheid van die mensen kan me tot op dit moment ontroeren. De kerkdiensten die we daar hielden, dat kan ik niet onder woorden brengen. Zo veel vreugde. Zo veel opening. Zo veel beslag.”
Zo veel zegen.
„Zegen. Zegen, Wat is zegen? De vrucht van het werk moeten we aan de Heere overlaten, want hoeveel van ons zelf kruipt daar niet gemakkelijk tussen? Hoeveel mens, wens, vlees? Daar ben ik bang van. Maar ik kan me ook niet voorstellen dat het werk daar óngezegend is gebleven.”
Na een dienstverband van ruim twee jaar riep de stichting Rhodesia-zending hem terug. Het leven in Zimbabwe was door terrorisme te riskant. „Ze zeiden: „Dominee, komt u maar gauw terug.” Ze wisten natuurlijk wel dat als ze dat niet zouden zeggen, ik nooit terug zou komen.”
Bestuurlijke problemen waren er ook.
„Er waren problemen. Niet iedereen zat op een gegeven ogenblik op dezelfde lijn. We hebben echter in goede verhoudingen afscheid van elkaar genomen. Wie zal eigen falen en feilen kennen? Ik zie zelf in elk geval het verkeerde eerder bij een ander dan bij mezelf.”
In vele besturen had (en heeft) u zitting. En vaak zat u ook nog op de voorzittersstoel. Wat heeft u met besturen en leidinggeven?
„Ik deed dat met een zekere vreugde.” Schokschouderend: „Met liefde heb ik getracht te participeren in allerlei zendingsorganisaties, schoolbesturen, kerkelijke vergaderingen, in de SGP-kiesvereniging. Waarom vroegen ze steeds mij? Ze zullen wel gedacht hebben: Jij bent toch predikant, dat moet jij maar doen.”
In 1992 bevestigde ds. A. J. Wijnmaalen u in Staphorst met een preek over ”De getrouwe dienaar die Gods Woord zaait”. Was u het: die getrouwe dienaar?
„Wat toen de opdracht was, is nu de spiegel. Wat heb ik gedaan? Wat had ik moeten doen? Dan zijn er vele vraagtekens, vele tekorten. Dat zeg ik niet om vroom te doen, het is realiteit, werkelijkheid. Ik ben Staphorst wel dankbaar voor de wijze waarop de mensen hier met mij zijn omgegaan.”
De bevestigingspreek was verdeeld in twee punten: een wenende zaaier, een blijde zaaier. Was er veel om te wenen, was er reden tot blijdschap?
„Zeker het wenen is het deel van de zaaier. Hoewel, wat voor tranen zijn het dan geweest? Waren het tranen van oprechte droefheid, of kreeg ik misschien zelf niet altijd mijn zin? Maar ook, nochtans, de vreugde die de Allerhoogste heeft willen geven, dat ik zo lang mocht preken, dat ik het nog steeds mag doen.”
U bent een man van de oude stempel. Maar, de klederdracht verdwijnt, ook uit Staphorst. Erg?
„Nostalgie is mooi. Romantiek ook. Ik houd van vroeger, ik houd van stijl. Maar we moeten geen zwaar ethisch gewicht aan klederdracht hangen. Als de echtheid alleen aan de buitenkant zit, is het ook een arm boeltje.”
U maakt tijdens vakanties graag buitenlandse reizen.
Fel: „Ja, mag het? Vroeger gingen we naar Ouddorp, naar de zee. Maar je kon op een gegeven ogenblik met opgroeiende kinderen niet meer op het strand zijn. Daar kwam nog bij dat ik in de vakantie bleef preken, op bezoek gaan, begrafenissen leiden, vergaderingen bezoeken. Toen hebben mijn vrouw en ik tegen elkaar gezegd: Dat moet afgelopen zijn. En zo gingen we naar het buitenland, naar Tsjechië, Slowakije, Oostenrijk, Frankrijk. We houden ervan om dingen te zien, kerken, kastelen, oorlogsgebieden, cultuur, geschiedenis. De kinderen riepen ’s morgens wel eens: „Pa, we gaan zeker weer op kerkentocht.” En dan zeiden ze ’s avonds: „Het viel mee, het waren er vandaag maar zes.””
Levensloop Tjitze Jong
Tjitze de Jong werd op 31 mei 1942 geboren in Friesland. Na zijn studie theologie werd hij in 1969, op 27-jarige leeftijd, beroepbaar gesteld in de Nederlandse Hervormde Kerk. Er kwamen negen beroepen. Ds. De Jong diende de gemeenten Nieuw-Lekkerland, Garderen, Poortvliet, opnieuw Garderen, en Staphorst. Van 1977 tot 1980 was hij zendingspredikant in Rhodesië.
Op 1 mei 2008 ging hij als predikant in de Hersteld Hervormde Kerk „onvrijwillig” met emeritaat.
Ds. De Jong was redacteur van het kerkblad Het Gekrookte Riet. Hij schreef verschillende boeken en maakte deel uit van vele besturen.