Toegetreden
De tijd tussen Palmpasen en Pinksteren is de fase waarop in menige gemeente jongeren –en ook ouderen!– belijdenis van het christelijk geloof afleggen.
Hier en daar is nog de oude formulering in zwang en spreekt men van bevestiging van nieuwe lidmaten. Hoe dan ook, er treden nog altijd velen toe tot de gemeente door middel van hun jawoord. Soms heb ik het gevoel dat men in de spraakmakende kerkelijke pers meer aandacht geeft aan hen die uittreden of weggegaan zijn, dan aan het verheugende nieuws dat elk jaar opnieuw mensen de Naam van de drie-enige God belijden.
Voor het eerst na mijn emeritaat, zeven jaar geleden, viel me het voorrecht ten deel om een dienst te leiden waarin zes jonge mensen tussen de 18 en de 21 jaar belijdenis van het geloof deden. We sloten een aantal maanden van belijdeniscatechisatie op deze manier af. En ik moet zeggen dat ik er met ontroering en blijdschap aan terugdenk. Ik heb de ervaring opgedaan dat ik er meer van genoten heb dan in de volle en drukke jaren van de actieve dienst.
Heel vreemd is dat nu ook weer niet. Hoe ouder je wordt, hoe dichter je bij de jeugd komt. Je praat gemakkelijker met hen, je draagt een stuk levenservaring en geloofsbevinding bij je. Je bent milder geworden en je herkent zo veel van de dingen waarmee ze worstelen en je waagt het gewoon om de diepste dingen van het geloof aan te raken. En tot je verwondering is er dan weerklank, een gesprek door de weken heen over… zal ik het maar zo zeggen: de enige troost in leven en in sterven. Gewoon over die oude vraag van de Heidelberger. Over het geloof, en niet allereerst en uitsluitend over mijn geloof.
Die vraag stelde ik de eerste avond aan de orde. Ga je straks het geloof belijden of jouw geloof? En ja, als het over het geloof gaat, dan kan het niet missen: het gaat ook over mij, mijn ziel en zaligheid. En als jonge mensen zich in hun hart laten kijken, is er plaats voor zuivere ontroering en ook voor tranen van hulpeloosheid, van verwarring, van verlangen naar God en zekerheid van het geloof.
Daar stonden ze dan, op de morgen van de weeszondag. Ze zagen er zo mooi uit, de meiden in hun nieuwe jurk, de jongens in pak en met stropdas. Voor de Heere! Het mag toch mooi zijn in de kerk? Nou dan. En het zaad zal Hem dienen, het zal de Heere worden aangeschreven tot in geslachten. Zo is het.