„Het kwaad is als roest op het ijzer”
LEUVEN – Leuvense studenten dachten woensdag na over de verhouding tussen God en het kwaad. Maar wat is het kwaad eigenlijk? Prof. dr. Marcel Sarot: „Het kwaad is als roest op het goede ijzer.”
De vraag waar het kwaad vandaan komt, is volgens dr. Bert van Veluw, predikant van de hervormde gemeente te IJsselmuiden, een van de moeilijkste van het christelijk geloof. „Want ondermijnt het kwaad niet het bestaan van God?”
Samen met prof. dr. Marcel Sarot en prof. dr. Andreas Beck sprak hij woensdag op uitnodiging van de studentenvereniging Per Aspera ad Perfectiora (PAAP) aan de Evangelische Theologische Faculteit (ETF) over de theodicee: de vraag naar de verhouding tussen God en het kwaad.
Veel mensen zijn door deze problematiek afgehaakt van het christelijk geloof. „Maar is het niet juist andersom? Kun je zonder God het lijden wel plaatsen?” vraagt dr. Van Veluw zich af. „Mensen die niet geloven zouden een groter probleem moeten hebben met het kwaad. Ze hebben geen norm. Ze kunnen hun vraag aan niemand stellen. Wij wel, we kunnen vragen aan God: Waarom. Dat mag ook, kijk maar naar Psalm 13.”
Met de veel gebruikte metafoor van het tapijt of het borduurwerk waarvan God de bovenkant ziet en wij de rafelige onderkant, heeft dr. Van Veluw niet veel. „Niet God heeft de rafels nodig. Nee, wij mensen maken de rafels aan de werkelijkheid.”
Prof. Sarot, hoogleraar aan de faculteit geesteswetenschappen van de Universiteit Utrecht, geeft aan dat er verandering is geweest in het denken over de theodicee. „Het kwaad is altijd een probleem geweest, maar vanaf de moderne tijd werd het kwaad voor het eerst een reden om het geloof te bekritiseren.”
Voor de achttiende eeuw bracht de vraag naar het kwaad mensen ertoe te twijfelen aan zichzelf. De oorsprong werd gezocht in de mens zelf en kwaad kon alleen overwonnen worden door God. Kwaad corrigeerde de mens. Sinds de moderne tijd werd er niet meer getwijfeld aan de mens, maar getwijfeld aan God(s rechtvaardigheid). „Daarom lag de vraag niet meer alleen bij christenen. Men benaderde de vraag van het kwaad veel meer vanuit de rede dan vanuit de praktijk.”
Vandaag de dag is volgens prof. Sarot „de zekerheid niet het bestaan van God, maar het bestaan van het kwaad.”
Andreas Beck, decaan en hoogleraar aan de ETF, zoomde in op de positie van de Amerikaanse godsdienstfilosoof Alvin Plantinga. „Plantinga geeft geen oplossing voor het probleem van het kwaad, maar vraagt zich af of het bestaan van het kwaad een goede en almachtige God uitsluit. Uiteindelijk zegt hij dat dit niet het geval is. Ondanks zijn wijsgerige insteek verwijst Plantinga wel naar het Evangelie: God is bewogen met ons.”
Vanuit de studenten kwam de vraag wat dan precies het kwaad is. Prof. Sarot: „Het kwaad is een beroving van het goede. Het goede is primair, het kwade secundair. Het kwaad heeft altijd het goede nodig, zoals roest ijzer nodig heeft. Het kwade is uiteindelijk dat wat het goede ondermijnt.”