Kerk & religie

Ds. J. E. de Groot uit Ede veertig jaar predikant

EDE – Christenen in Peru roepen vrijmoedig tot God, ”clamar a Dios”. Het is volgens oud-zendingspredikant J. E. de Groot nodig om ook in ons land zo intens tot God te roepen. De hervormde predikant uit Ede stond op 11 mei veertig jaar in het ambt.

Jan van Reenen
30 May 2012 10:58Gewijzigd op 14 November 2020 21:19
Ds. J. E. de Groot uit Ede. Foto Herman Stöver
Ds. J. E. de Groot uit Ede. Foto Herman Stöver

Johannes Egbertus de Groot werd in 1945 geboren in Westbroek onder de rook van Utrecht. Hij studeerde theologie in Utrecht. Zijn eerste gemeente was Neerlangbroek (1972). Vervolgens stond hij in Middelharnis, om daar al na anderhalf jaar te vertrekken om de zending in te gaan. „De zending had mensen nodig. Dat greep me aan.”

Het gezin De Groot woonde van 1980 tot 1986 in Moyobamba in Noord-Peru. Daar gaf ds. De Groot toerusting aan voorgangers, terwijl zijn vrouw er medisch werk deed. Hij ervoer er een opleving van de kerk, een ”presencia” van God, vooral in de gebeden en de erediensten. Sinds zijn emeritering gaat hij als vrijwilliger twee keer per jaar steeds zes weken naar Peru voor toerustingswerk.

Wat vindt u zo bijzonder aan Latijns-Amerika?

„Dat de mensen zo vrijmoedig over het geloof spreken. Ze getuigen openlijk van hun bekering en hun bevrijding. Het geloof is een realiteit voor hen. Ze leven, hoewel kwetsbaar, in afhankelijkheid van de Heere. In de cultuur daar is God een realiteit. Ik ben er geen enkele atheïst tegengekomen.

Afgelopen februari reed ik in een taxi in Lima, de hoofdstad van Peru, en kreeg ik een gesprek met de taxichauffeur. Toen hij hoorde dat ik zendeling was, zei hij dat hij in het dashboardkastje van de auto een Nieuwe Testament had liggen en vroeg hij me wat voor te lezen. Dat heb ik gedaan en daarna hebben we daarover doorgepraat. Dat is in Nederland toch onvoorstelbaar?”

Heeft de periode in Peru uw leven in Nederland beïnvloed?

„Jazeker. Ik probeer het open en vrijmoedige karakter van de christenen daar zo veel mogelijk vast te houden. Tijdens mijn preken gebruik ik nogal eens voorbeelden uit Peru en Cuba. Onlangs preekte ik over Psalm 20, waar het in het laatste vers gaat over het aanroepen van de Heere. Toen vertelde ik over Roberto, een jonge Peruaanse predikant die velen tot Christus heeft mogen leiden. Als ik mensen daar vroeg wat ze in het bijzonder van Roberto hadden geleerd, zeiden ze: „Dat je intens tot God moet roepen: ”clamar a Dios”. Dat moeten wij ook meer doen. Het is nu de tijd om intens tot God te roepen, clamar a Dios.”

Na zijn terugkeer in Nederland in 1986 diende ds. De Groot de gemeente van Gorinchem. Daarna stond hij in Vlaardingen (1994) en Ede (2001), waar hij in 2009 met emeritaat ging.

Ds. De Groot maakt zich zorgen over de kerkelijke neergang. „In de Randstad is het voor de kerk een zaak van ”to be or not to be”. In Ede is een grote Gereformeerde Bondsgemeente met veel wijkgemeenten, maar ook daar is het in deze tijd niet eenvoudig. De neergang zet door, overal in ons land.”

Hij heeft ook zorgen over de prediking. „Aan de ene kant kan de preek zonder spanning en ernst zijn: als je maar in de kerk bent onder het Woord, is het wel goed. Anderzijds hoor en lees je tegenwoordig ook veel over het oordeel, denk aan dr. W. Dekker en prof. dr. A. van de Beek. Zij benadrukken juist het tegendraadse van het Evangelie: dat eenieder zich ergert aan de boodschap van het kruis. In de jaren 60 van de vorige eeuw waren er in onze kring ook predikanten, zoals ds. G. Boer en ds. C. den Boer, die spraken over het oordeel, maar het was toen toch wat anders dan nu. Nu gaat het vooral over het oordeel van God over onze cultuur. Toen was er een meer persoonlijke spits.”

Hoe preekt u zelf?

„Ik preek geen systeem, niet eerst de wet en dan het Evangelie of omgekeerd. Het kruis van Christus, wet en Evangelie, zonde en genade moeten wel aan de orde komen. Het is ook belangrijk dat de navolging in het dagelijkse leven gestalte krijgt. De hoorders moeten dan wel merken dat God voor de prediker een levende werkelijkheid is.”

Geldt dat voor u ook?

„Ik hoop het. In ieder geval ervaar ik regelmatig dat de Heere me tijdens de diensten nabij is. Het gebeurde onlangs tijdens een preekbeurt dat ik sprak over de Emmaüsgangers. Toen ik een aantal kinderen in het oog kreeg, vroeg ik de Heere om de genade om hen te mogen bereiken. Ik mocht spreken over de Heere Jezus Die wil binnenkomen, ook al ben je verdrietig en (her)ken je Hem (nog) niet. De overmacht van het Woord was aanwezig. Zo’n moment is niet maakbaar en je kunt er achteraf alleen maar dankbaar voor zijn.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer