Consument

Eco Valley Peking: veilig voedsel voor miljoenen monden

Miljoenensteden als Peking groeien als kool. Het aantal eters ook. Waar moet al het voedsel vandaan komen? De Chinezen werken aan een unieke vorm van landbouw die de metropool in de toekomst moet voorzien van voldoende verse groenten en fruit. En Wageningse wetenschappers leveren de broodnodige kennis.

Bart van den Dikkenberg

23 May 2012 21:27Gewijzigd op 14 November 2020 21:14
Boeren aan het werk in de Ecovalley. Foto openbuildings.com
Boeren aan het werk in de Ecovalley. Foto openbuildings.com

De wereld moet rond 2050 zo’n 9 miljard monden voeden, waarvan naar verwachting 6,5 miljard in grote steden, schetst Willie van den Broek, onderzoeker aan Wageningen Universiteit & Research centre (WUR). „Dat kan miljoenensteden voor immense problemen plaatsen.”

Neem bijvoorbeeld Peking. Daar wonen nu al 17 miljoen mensen, evenveel als in heel Nederland. Elke dag trekken ook nog eens 7 miljoen forenzen de stad binnen. Om die allemaal te voeden, laat de Chinese hoofdstad elke nacht onvoorstelbare hoeveelheden fruit, groente, zuivel en vlees aanrukken.

„Het probleem is echter dat het voedsel van buiten de stad moet komen en vervolgens via traditionele bazaars zijn weg vindt naar de supermarkten. De herkomst van de etenswaren is daardoor vrijwel niet meer te achterhalen. Geregeld doen zich problemen voor met de voedselveiligheid, zoals enkele jaren geleden met melkpoeder. Dan is er direct sprake van een grootschalig schandaal en kost het grote moeite om de veroorzaker te achterhalen. Je gelooft het niet, maar Chinese supermarkten kopen hun vlees soms nog gewoon in via ”wet markets”, waar vers vlees in de openlucht te koop wordt aangeboden. De steeds welvarender Chinese consument stelt echter almaar hogere eisen aan zijn voedsel en zal deze toestanden op den duur niet meer accepteren”, legt Van den Broek uit.

Om deze ontwikkelingen het hoofd te bieden, zoeken bestuurders naar slimmere systemen om vers voedsel te produceren. Ze willen daarom de komende jaren veiliger en hoogwaardiger voedsel betrekken uit de directe omgeving van de hoofdstad. Maar hoe pakken ze zoiets aan? Ze leggen de opdracht neer bij een beursgenoteerd bedrijf waarvan de overheid alle aandelen bezit. Zo gebeurde het dat het Chinese levensmiddelen­bedrijf Cofco –qua omvang vergelijkbaar met Uni­lever– vorig jaar april met een grote zak geld aanklopte bij de WUR.

Op zijn computer laat Van den Broek een sheet zien met een overzicht van de partners waarmee Cofco zakendoet. Dat blijken vooral toonaangevende multinationals en topmerken te zijn, zoals Coca-Cola, Leconte of Waldorf. „En nu ook de WUR”, glimlacht Van den Broek. Concreet vroeg Cofco of de Wageningers mee wilden werken aan de inrichting van een zogeheten Eco Valley, een gebied van in totaal 1005 hectare op 40 kilometer afstand van Peking.

„Ze hebben ons uit vijf kandidaten geselecteerd. De andere waren de universiteit van Davis in Californië en drie Chinese partijen. Wij verkeren in de gelukkige omstandigheid dat de WUR beschikt over alle kennis en ervaring waar de Chinezen om verlegen zitten. Willen ze iets weten over akkerbouw? Wij kunnen het aanbieden. Liever bosbouw of visteelt? Dan neem ik een ander mannetje mee naar China”, zegt de projectleider.

Samen met Xiaoyong Zhang van het Landbouw-Economisch Instituut (LEI) in Wageningen zal Van den Broek die Chinese kar gaan trekken. Voorlopig gaat het om een proefproject van 400 hectare, voor Wageningen UR het grootste adviesproject in China ooit. Cofco wil met deze proeftuin bekijken of het in de toekomst op de dure grond onder de rook van Peking op een rendabele en veilige manier vers voedsel kan verbouwen.

„Daarvoor zijn ze bij ons terechtgekomen. Onze kennis en ervaring in de agrobusiness staan op een veel hoger niveau dan die van andere landen. Nederland, maar een postzegel op de wereldkaart, is wereldwijd wel de tweede exporteur van landbouwproducten. Onbegrijpelijk eigenlijk, maar de Chinezen hebben dat drommels goed door”, weet Van den Broek.

Het is dan ook niet voor het eerst dat de Wageningse onderzoeker te maken heeft met een agrarisch project van deze omvang. Ook in India, Mexico, Nigeria, Sudan en Zuid-Afrika is de WUR actief betrokken bij projecten voor grootschalige stadslandbouw. Enigszins vergelijkbare initiatieven in Nederland zijn AgriportA7 in de Wieringermeer en Fresh Park Venlo, elk eveneens van 400 à 500 hectare – waarbij de rol van de WUR overigens zeer beperkt was.

Eco Valley beslaat in totaal een nog groter gebied. Daarin combineren de Chinese planologen hoogbouw met landbouw. Een deel van de beoogde 60.000 mensen die er volgens Cofco komen wonen, kunnen om de hoek in Eco Valley werken. De Chinese voedingsmiddelenproducent wil op die manier een soort CO2-neutrale stadslandbouw creëren.

Als alles volgens plan verloopt, kan het project deze zomer van start gaan; de eerste groenten kunnen al worden geteeld. In 2020 moet de proeftuin in vol bedrijf zijn. De driebaanssnelweg naar Peking ligt er al.

De 400 hectare waarbij de WUR betrokken is, zal worden ingericht met ecologisch beheerde oerbossen, intensief bewerkbare akkers, energiezuinige kassen, waarin tomaten, paprika’s, komkommers en aubergines worden geteeld, bloemenvelden en waterpartijen.

Het terrein is in eerste instantie bedoeld als demonstratiegebied. In een later stadium wordt het resterende deel van de 1000 hectare ingericht met alleen productie­akkers om en rond de woontorens.

Volgens Van den Broek is de aanwezigheid van de WUR gunstig voor Nederland. „Wij helpen de Chinezen tegen een vergoeding met onze kennis. De hoogte daarvan laat ik maar in het midden; rijk wordt Wageningen er niet van.”

Wel kunnen Nederlandse bedrijven leren van de Chinese manier van innovatie. „Daar is het: Ga maar beginnen; heb je vragen, dan bel je maar.” Van den Broek weet ook wel dat er daardoor van alles mis kan gaan. „Maar is dat zo erg? In Nederland vergaderen we eerst drie jaar om alles juridisch en technisch potdicht te timmeren om alle risico’s uit te sluiten, en dan hebben we één innovatie. De Chinezen proberen tien dingen, waarvan er vijf mislukken. Zij hebben in diezelfde tijd dus wel vijf zaken op de rails”, aldus de projectleider.

Bang dat de Chinezen met de Wageningse kennis aan de haal gaan, is Van den Broek niet. „Een Nederlandse zaadhandelaar kan verwachten dat hij maar één keer aan de Chinezen hoeft te leveren. Maar de toepassing van onze kennis is van locatie tot locatie verschillend, afhankelijk van het klimaat, de bodemopbouw en de beschikbaarheid van energiebronnen. Onze vaardigheden zijn door de jaren heen opgebouwd en laten zich niet een-twee-drie kopiëren.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer