Loop de lessen van een hunkerende generatie niet mis
Hebben ouderen en jongeren elkaar nog iets te zeggen? Hierover zijn vele opiniepagina’s, open brieven en brochures geschreven. Door ouderen én jongeren. Daaruit blijkt in ieder geval dat de betrokkenheid tussen deze generaties hechter is dan de gedachtewisseling soms doet vermoeden. Het is ook niet wijs om zomaar te suggereren dat de afstand tussen de generaties nu groter is dan vroeger. Terugkijken naar het verleden is een kwestie van perspectief. Tussen de hoogspanningsmast die ik vasthoud en de volgende hoogspanningsmast lijkt de afstand groter dan de afstanden tussen alle andere masten bij elkaar.
Ondertussen is de vraag natuurlijk serieus. Gaapt er een kloof tussen jongeren en hun ouders? Kunnen de generaties elkaar bereiken? Zeker als het gaat om geloofszaken is dit een belangrijke kwestie. En dan is het waar dat veel jongeren hun geloof anders verwoorden en beleven dan de oudere generatie. En loopt er geen remonstrantse draad door hun denken? Wat zoeken ze in vredesnaam bij Heart Cry? Doet de buitenkant er bij jongeren helemaal niet toe? Waar is dat gemopper op de zuil goed voor? Is er liefde voor de onderscheiden kerkverbanden?
Ik kan mij de zorg van ouderen best voorstellen. Jongeren denken soms dat de opbouw van de kerk met hen begint. Daarentegen menen ouderen nogal eens dat de kerk met hun terugtreden eindigt. Het is allebei –God zij dank– niet waar.
Oudvader Comrie heeft een wijze les voor ouderen als het gaat om de omgang met het geestelijk leven van jongeren. Velen kennen zijn bekende uitspraak over nieuw ontluikend geestelijk leven: „Laat het maar overzomeren en overwinteren.”
Deze uitspraak deed Comrie in een catechismuspreek. Dit was geen sceptische of negatieve opmerking. Integendeel. Het is een uitspraak die hoop en verwachting ademt. Hij riep hiermee op om ontkiemend geestelijk leven de ruimte te geven om te groeien. Laat het eens overzomeren. Gun het de tijd. Wie weet wat de Heilige Geest ervan maakt!
Comrie waarschuwt ervoor om het jonge leven direct langs de kritische meetlat van geestelijke keurmeesters te leggen. Een jong plantje trek je niet steeds uit de grond om te zien of er wortels aan groeien. Ook begin je niet direct te snoeien en te verbuigen. Dan komt er van zo’n plantje niets terecht. Zo’n plantje moet je juist vertroetelen en zorgvuldig voorzien van voeding. Er zijn toch nog wel ambtsdragers die zó met hun jeugd omgaan?
Deze houding is echt niet moeilijk. Vooral niet als wij beseffen dat de wereld waarin jongeren leven niet door hen zelf is gecreëerd, maar door de generatie vóór hen. Ontdekkend is dat. Eigenlijk is er geen sprake van jongerenproblematiek, maar van een ouderenprobleem. Als jongeren de kerk van hun ouders verlaten, heeft de kerk dikwijls al veel eerder de jongeren verlaten. De hardste schoppers zijn soms de grootste zoekers.
De gereformeerde gezindte heeft ontdekt veel te kunnen opsteken van het geloof van vervolgde christenen. Misschien gaan we ook inzien dat ouderen het nodige kunnen leren van jongeren als het gaat om het geloof. Ik denk aan de eenvoud van hun geloof, maar ook aan een zekere radicaliteit. Jongeren hebben feilloos door waar de zwakke plek bij ouderen zit. Vanaf de kansel horen zij dat er maar twee soorten mensen zijn, maar in de praktijk wordt een drieslag gehanteerd. Veel ouderen rekenen zichzelf niet tot de wereld. Natuurlijk niet! Maar ook rekenen ze zichzelf niet tot de Kerk met een hoofdletter. Zij horen bij de derde categorie: zij zijn refo. Bloedserieus en oppassend, maar onbezield.
Jongeren proeven de voosheid hiervan. Zij zien hoe veel ouderen zich met geestelijke dooddoeners overeind weten te houden in het voorgestoelte. Vervolgens wenden zij zich teleurgesteld af. Zij voelen zich bedrogen. Zullen wij hun dan stenen achternagooien?
Laten we de lessen van een hunkerende generatie niet mislopen. Misschien begint het onder onze jongeren ongedacht te zomeren. Als ze Mozes en Christus maar kennen; dat is genoeg.
De auteur is beleidsmedewerker voor de SGP-fractie in de Tweede Kamer.