Diepe verbondenheid tussen liturgie in hemel en op aarde
De klassiek-gereformeerde liturgie is bijzonder sober in vergelijking met andere liturgieën uit de wereldkerk. Een gereformeerde liturgie kent geen overdaad aan rituelen rondom een altaar. Waar komt deze ingetogenheid vandaan?
In de klassiek gereformeerde liturgie staat de preekstoel centraal. Van kerkgangers wordt vooral verwacht dat zij luisteren naar het verkondigde Woord en daarop reageren met het zingen van hun psalmen en het in stilte meebidden met hun voorganger.
Het klinkt op het eerste gehoor wellicht merkwaardig, maar deze soberheid heeft alles te maken met de heilsfeiten, preciezer gezegd: met de hemelvaart van de Heere Jezus Christus. Van belang zijn in dit verband vooral de woorden uit Hebreeën 9:24: „Want Christus is niet ingegaan in het heiligdom dat met handen gemaakt is, hetwelk is een tegenbeeld van het ware, maar in de hemel zelven, om nu te verschijnen voor het aangezicht van God voor ons.” Deze woorden grijpen terug op de eredienst in de tabernakel, het oude tentheiligdom waarin Israël de Heere aanbidt tijdens de woestijnreis en de jaren daarna.
Mozes
Wat is kenmerkend voor de liturgie in de oudtestamentische tijd? In elk geval dat deze gebonden is aan de zeer gedetailleerde voorschiften die de Heere aan Mozes gegeven heeft. De gehele tabernakel wordt tot in het meest minutieuze detail beschreven, met onder meer de altaren, het vaatwerk en het gereedschap. Uitdrukkelijk wordt gezegd welk materiaal gebruikt moet worden en hoe alles met een uitgebreide symboliek moet worden versierd. Het hoogtepunt van deze voorschriften is de nadrukkelijke vermaning aan het adres van Mozes: „En zie toe, dat gij het maakt naar het voorbeeld dat u op de berg getoond is” (Ex. 25:40).
Dit slaat allereerst op de tabernakel in zijn geheel: hoe die opgezet moet worden en hoe de verschillende afdelingen moeten worden ingericht. Van belang is vooral dat de tabernakel in drieën is verdeeld: het eerste terrein is de voorhof, dat in principe toegankelijk is voor de gehele gemeente van Israël. De belangrijkste voorwerpen zijn hier het wasvat en het grote altaar voor de brandoffers.
Daarna volgt het heilige, waar alleen priesters worden toegelaten. Hier staan de tafel met de toonbroden en de menora, de zevenarmige kandelaar. Vlak voor het gordijn dat de scheiding vormt met het heilige der heiligen bevindt zich het wierookaltaar, waar reukwerk werd geofferd, het symbool van de gebeden die opgezonden werden naar de troon der genade. In het allerheiligste ten slotte staat de ark met het verzoendeksel, waarop één keer per jaar bloed wordt gesprenkeld door de hogepriester.
De eredienst in dit heiligdom is vooral een dienst van priesters; dat is in dit patroon, dat gemaakt is naar het voorbeeld dat op de berg getoond wordt, van centrale betekenis. De priesters hebben in het bijzonder de taak om als middelaars te fungeren tussen God, Die in het heiligdom woont, en het volk, dat op een afstand in het voorhof staat.
Het ene aspect van hun werk was dat zij God vertegenwoordigen bij het volk. Dat gebeurt wanneer zij vanuit het heiligdom de woorden van de wet verkondigen en de zegen op het volk leggen. De andere kant van hun werk is dat zij het volk vertegenwoordigen bij God. Dit gebeurt wanneer zij de offers brengen of het bloed sprenkelen op het altaar en op het verzoendeksel. Dit vindt ook plaats wanneer zij in het wierookoffer de gebeden van het volk aan God opdragen. In één woord gezegd: in deze vorm van eredienst ligt alle nadruk op het bemiddelende werk van de priesters. Het volk staat op een afstand en blijft in dit alles vrijwel volstrekt passief.
Voorhangsel
De vraag gaat nu dringen: wat zegt het Nieuwe Testament over deze oudtestamentische liturgie? De eerste gedachte is wellicht dat daar duidelijk wordt dat dit alles heeft afgedaan door het offer van de Heere Jezus aan het kruis (art. 25 NGB). Toen heeft Gods hand immers het voorhangsel in tweeën gescheurd; dat laat zien dat de tempeldienst ten einde was (Matth. 27:51).
Dat is waar, maar het Nieuwe Testament zegt meer, met name in de brief aan de Hebreeën. Hierin wordt aangeduid wat nu eigenlijk de heilshistorische betekenis van de tempel en de oudtestamentische eredienst is. In Hebreeën 8:5 wordt eraan herinnerd dat Mozes alles moest maken en inrichten zoals God het wilde, en dan wordt Exodus 25:40 geciteerd: „Zie toe, dat gij het maakt naar de afbeelding die u op de berg getoond is.”
Maar daaraan gaat vooraf dat de priesters in dit aardse heiligdom van Mozes ‘slechts’ hun dienst verrichten bij een afbeelding en schaduw van het hemelse. Heel concreet betekent dit het volgende: de hele ceremoniële eredienst van het Oude Testament is een type, een schaduw, een heenwijzing naar de eigenlijke eredienst die in de hemel plaatsvindt. Het aardse heiligdom is dus slechts een schaduw van het ‘echte’ heiligdom, en dat is de hemel zelf en daar wordt de eigenlijke liturgie gevierd, met name sinds Christus op Zijn Hemelvaartsdag dit heiligdom is binnengegaan met Zijn eigen bloed.
Samengevat: de ceremoniële eredienst is een schaduw van het werk van Jezus Christus, heel in het bijzonder van Zijn werk in de hemel. Daarom is die oudtestamentische eredienst veel meer een voorbeeld voor de eredienst in de hemel dan voor de nieuwtestamentische kerk op aarde.
Laatstgenoemde eredienst wordt door andere wetten bepaald dan „door het voorbeeld dat aan Mozes op de berg getoond” is. Terecht schrijft drs. G. van Rongen in zijn boek ”Met al de heiligen, Liturgie in hemel en op aarde”: „Na Goede Vrijdag en Pasen is het Hemelvaartsdag geworden. Dat was een heel belangrijke dag, waard om intensiever gevierd te worden dan tot nu toe wordt gedaan. (…) Hemelvaartsdag heeft de liturgie in de hemel veranderd. Hemelvaartsdag bracht ook een grote verandering in de eredienst hier op aarde met zich mee.”
Drie aspecten
Dit alles betekent voor de concrete liturgie van de nieuwtestamentische gemeente op aarde zeker drie dingen. In de eerste plaats is er sinds de Hemelvaartsdag sprake van een diepe verbondenheid tussen de liturgie in de hemel en in de gemeente op aarde. Dat komt fraai uit in de titel van Van Rongens boek. Zijn stelling is dat de gemeente op aarde in haar liturgische samenkomst verbonden is met de hemelse liturgie. Zij viert de liturgie met al de heiligen, en dat zijn niet alleen de heiligen op aarde, maar ook die in de hemel.
Een centrale tekst hiervoor is vooral Hebreeën 12:22-24. De apostel zegt daar eerst dat de gemeente van de Hebreeën „niet gekomen is tot de tastelijke berg en het brandende vuur”; dat is de berg Sinaï, die staat voor heel de oudtestamentische eredienst (vers 18). „Maar gij zijt gekomen tot de berg Sion, en de stad des levenden Gods, tot het hemelse Jeruzalem, en de vele duizenden der engelen, tot de algemene vergadering en de gemeente der eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn, en tot God den Rechter over allen, en tot de geesten der volmaakte rechtvaardigen; en tot den Middelaar des nieuwen testaments, Jezus, en het bloed der besprenging, dat betere dingen spreekt dan Abel.”
Vooral het woord ”komen” of ”naderen” is hier van belang. Dat is wat de priesters onder het oude verbond mochten doen. Zij mochten tot God naderen. Met andere woorden: de eredienst op aarde is vanaf de tijd van het Nieuwe Testament niet meer een privilege van priesters alleen, maar de hele gemeente is actief in de liturgie betrokken. Zij naderen in de eredienst voor de troon van God en van Zijn duizenden engelen.
Dwaling
Het een van de grote dwalingen van met name de Rooms-Katholieke Kerk dat zij in haar liturgie geen rekening houdt met deze heilshistorische omslag. Zij heeft vele elementen uit de oudtestamentische liturgie voort laten bestaan in de nieuwtestamentische eredienst. Zij kent priesters met priesterlijke gewaden; zij kent een altaar in het centrum van het kerkgebouwen en beschouwt het sacrament van de mis als een werkelijk offer. Het is immers een herhaling van het offer van Christus aan het kruis.
Bovendien wordt sterke nadruk gelegd op de taak van de priesters in de eredienst. Als de priester maar tegenwoordig is, dan is er volgens de Rooms-Katholieke Kerk een eredienst, zelfs al zou er verder geen kerkganger aanwezig zijn. Het is niet essentieel of er al of niet een vergaderde gemeente tegenwoordig is. Alle nadruk ligt op de ceremoniën en speciaal op de sacramenten, waarin het heil verondersteld wordt werkelijk tegenwoordig te zijn.
De Reformatie verzet zich sterk tegen dit hele patroon van de eredienst. Zij wil deze liturgie reinigen van alle verkeerde elementen. De reformatoren verwijderen het altaar uit de eredienst, samen met de priester en alle andere ‘oudtestamentische’ elementen. In de plaats daarvan zetten zij de preekstoel in het centrum van het kerkgebouw, vanwaar de prediking van het Woord tot ons komt. De reformatoren doen dit omdat zij zien dat de rooms-katholieke eredienst met zijn ritualistische patroon in wezen een ontkenning van het volkomen werk van Christus is. Het is een ontkenning dat de oudtestamentische vormen van eredienst hun tijd gehad hebben nu Christus gekomen is, en het is ook een ontkenning dat de oudtestamentische ceremoniën voorbeelden zijn van de hemelse liturgie, niet van de aardse liturgie.
Sober
Wat betekent dit alles ten slotte voor de concrete invulling van de liturgie of voor de invulling van de orde van dienst? De liturgie van de nieuwtestamentische gemeente moet niet terugkeren naar het oudtestamentische patroon. Zij heeft te rekenen met de heilshistorische omslag en dient zich voor opbouw van de eredienst te houden aan de elementen die het Nieuwe Testament duidelijk aangeeft.
Dat betekent „een sobere eredienst”, aldus dr. O. Noordmans, waarin de prediking van het Woord –de bediening der verzoening– centraal staat. Die bediening der verzoening wordt omkranst met het gezang en het (dank)gebed van de gemeente. Dat heeft in een reformatorische eredienst een wezenlijke functie, omdat het antwoord wil zijn op de verkondiging van het heil in Christus.
Reformatorische mensen hebben soms een misplaatst minderwaardigheidscomplex over de soberheid van hun kerkdiensten. Dat is niet echt nodig. Zij leven –als het goed is– in het besef dat het Hemelvaartsdag geweest is. De soberheid van hun eredienst wil recht doen aan het feit dat de echte en de volle eredienst nog wacht tot de dag wanneer God alles is in allen en Zijn Naam alle eer ontvangen zal.