Domineesvrouw in één nacht grijs in Barendrecht
Bij kerkscheuringen is vroomheid het eerste slachtoffer en hartstocht de winnaar. Dat gold zeker ook bij de Doleantie in Barendrecht. „Op weinig andere plaatsen in het land had de afscheiding zich met zoveel tumult voltrokken”, zo valt te lezen in het zojuist verschenen herdenkingsboek ”Vijf eeuwen Dorpskerk”. De ‘moderne’ dominee Markus Jan Adriani stond er van 1881 tot 1883. Maar direct na zijn komst ging de kerkenraad in meerderheid over tot de rechtzinnige richting. Adriani hield nog één moderne ouderling over. Zijn felste tegenstander in de kerkenraad was de dorpssmid Jan van der Sijs, die alleen al gezag had omdat hij de 37 artikelen van de Nederlandse Geloofsbelijdenis uit het hoofd kende. Hij weigerde de predikant na de kerkdienst de hand te geven.
Barendrecht kreeg na het vertrek van Adriani in 1884 een ‘rechtzinnig’ predikant: Foppe Fortuin. Hij had het beroep aangenomen omdat er, zei hij, „gedurende meer dan honderd jaar het brutaalste modernisme” de toon had aangegeven. Zijn vertrek uit Heeg kostte hem overigens een vermogen omdat een oudtante hem daarom onterfde.
Fortuin trok in Barendrecht 700 tot 800 kerkgangers. De kerk werd te klein. De enige ambtsdrager overigens die Adriani trouw was gebleven, legde bij de komst van Fortuin zijn ambt neer, hoewel hij en Fortuin later „trouwe vrienden” werden.
Maar Fortuin werd de aanjager van de Doleantie, samen met de dorpssmid. En toen begon het tumult. De afgescheiden groep nam „wederrechtelijk bezit van de Dorpskerk en de pastorie.” De overgebleven honderd hervormden moesten naar een koffiehuis verhuizen. Ook toen Fortuin en zijn kerkenraad door het provinciaal bestuur waren geschorst, bleven de (nu) dolerenden de Dorpskerk bezetten voor eigen gebruik. Een halfuur voor de dienst ging Fortuin demonstratief op de kanseltrap zitten, zodat er geen moderne de kansel op kon. Toen de dolerenden toch het veld moesten ruimen en Fortuin voor het laatst op de preekstoel stond, sloot hij de kanselbijbel met de theatrale woorden: „Hier zal van nu aan het Woord Gods niet meer worden bediend.”
Na de dood van Foppe Fortuin maakte zijn zoon (ds. K. W.) in het kerkblad van gereformeerd Barendrecht bekend dat zijn vader op twaalfjarige leeftijd ernstig ziek was geweest en toen „een verrukking van zinnen” kreeg en begon te preken. Dat heeft zes weken geduurd. Enkele preken werden uitgegeven. Uit alle oorden des lands kwam men dit ‘wonderkind’ horen, totdat vader Fortuin het verbood. Later slaagde Fortuin in Utrecht voor zijn kandidaatsexamen magna cum laude.
In 1898 nam Fortuin (na Hilversum) een beroep aan naar de christelijke gereformeerde kerk van Kalamazoo (VS), waar zijn traktement „florissanter” was. Maar in 1890 keerde hij terug naar de Gereformeerde Kerk. Zijn overgang naar de Christelijke Gereformeerde Kerk was „een misstap” geweest.
Na de Doleantie in Barendrecht is Fortuin aldaar vaak met stenen bekogeld. Een vijand kocht zelfs zijn koetsier om, om hem „van den hoogen dijk af in de rivier te rijden.” De koetsier kwam echter tot bezinning. Toen de dienstbode van Fortuin het verhaal „trillend en bevend” aan de dominese vertelde, schrok die zo hevig, dat ze in één nacht grijs werd. Ook al een ‘wonderkind’!