Gods vingerafdruk op aarde
Titel:
”Het stenen koninkrijk”
Auteur: G. K. Mast
Uitgeverij: www.mijneigenboek.nl, Groningen, 2002
ISBN 90 769 5853 X
Pagina’s: 474
Prijs: € 27,50 (excl. € 4,53 verzendkosten); De piramide van Cheops werd al vroeg gezien als een van de zeven wereldwonderen en is als enige daarvan nog altijd intact. Er is oneindig veel geschreven over de wijze van bouwen, de betekenis ervan, over waarom de latere piramiden minder groots waren en over wie in staat waren om dit monument te bouwen. Meestal wordt deze piramide (eigenlijk alle piramiden op het plateau van Gizeh) gezien als hoogtepunt van de Egyptische bouwkunst. Daarnaast bestaan visies op deze piramide als een bouwwerk dat niet door Egyptenaren kan zijn gebouwd, maar door mensen van elders, die een hogere (maar verdwenen) beschaving hadden dan de Egyptenaren.
Nog steeds verschijnen er boeken die een dergelijk standpunt huldigen, en het boek van G. K. Mast: ”Het stenen koninkrijk” hoort daarin zeker thuis. Het geeft een visie op de functie van de piramide, die onder meer inhoudt dat deze piramide een model van de aarde is, maar ook historische en profetische betekenis heeft. Een zeer vérgaande visie dus, die hij in dit boek met tal van argumenten verdedigt.
Wat is het ”Stenen Koninkrijk”? De titel van het boek verwijst allereerst naar de piramiden van Gizeh zelf, die ook op de voorkant staan afgebeeld. Daarnaast staat het begrip ook voor het Koninkrijk der hemelen, de piramide is daarvan een „voorafschaduwing” volgens Mast. Hij geeft veel verschillende aanduidingen van de functie van de piramide, die hij meestal de Grote Piramide noemt: ”de uitbeelding van het Nieuwe Jeruzalem”, ”symbool van de gang van de mensheid”, ”Gods getuigenisaltaar”, een ”onderpand voor Israël” en ten slotte ”Gods vingerafdruk”. De piramide is voor hem een weergave van ongekende kennis van de maten van de aarde en het heelal, zelfs bijvoorbeeld van de afstand tussen zon en aarde, maar daarnaast ook een weergave van de gang van de mensheid en de terugkeer van Christus als het duizendjarig rijk zijn aanvang neemt.
Overigens bestond er tussen 1938 en 1960 een tijdschrift met de naam ”Het steenen koninkrijk”, waarin veel vergelijkbare visies worden beschreven. Merkwaardigerwijs vermeldt de auteur dit tijdschrift niet.
Tekens van God
In de opvatting van Mast wordt de Grote Piramide een van de drie tekens van God op aarde, waarin Hij aan de wereld Zijn Heilsplan heeft ontvouwd: de Bijbel, de dierenriem en de Grote Piramide. De auteur noemt deze drie ”Gods constanten”, die gezamenlijk de waarheid bevatten. Bijbel, kosmos en piramide geven gezamenlijk het verleden, het heden en de toekomst van de mensheid weer. Waarbij dan de ontbrekende topsteen van de Grote Piramide zal worden geplaatst als Christus wederkomt op de Olijfberg.
Mast verwijst daarbij onder andere naar Psalm 118:22: „De steen, die de bouwlieden verworpen hadden, is tot een hoofd des hoeks geworden.” De maten in de piramide en de tekst van de Bijbel, met name in Hosea, geven voor de auteur aan dat dit zal gebeuren tussen 2030 en 2043.
Daarnaast zal de overgang van het Vissentijdperk naar het tijdperk van de Waterman hiermee samenvallen. Want volgens de auteur is Christus de grote Waterman, de „Gever van het levende water, de Gever van geestelijk leven.” Die zal geven „uit de bron van het water des levens om niet.” Zo vallen voor hem de drie tekens samen in hun voorspelling over de komst van het Koninkrijk.
Karakteristiek is hier dat zeer vérgaande associaties tussen dierenriem en Bijbel voor de auteur al een overtuigend bewijs vormen, ook al zijn deze uiterst moeilijk te onderbouwen.
Noach, Henoch, Job
De piramide van Cheops is volgens Mast niet langer de begraafplaats van deze Farao, maar meer een monument waarin oude kennis van de wereld en de geschiedenis van de aarde op een onnavolgbare wijze is vastgelegd. En hij is daarmee heel anders dan al de eerdere en latere piramiden, zodat de vraag rijst wie hem gebouwd heeft en waarom. Wie de gedachten van Mast hierover leest zal zeer verbaasd zijn. Hij geeft namelijk aan dat dit gebeurd moet zijn door Noach, Henoch en mogelijk ook door Job. Henochs naam zou nog in de Egyptische naam voor piramide te vinden zijn: ”pahanok”, het huis van Henoch. Ook het woord Phoenix (in Job 29) en ook het woord Phoeniciërs zou daarnaar verwijzen.
Henoch, Noach en Job zouden dan tot de Adamitische beschaving behoren, die een veel hoger niveau had dan de pre-Adamitische, waar de Egyptenaren toe zouden behoren. Deze werden als bouwers ingezet en Mast veronderstelt dat daartoe ook Enakieten behoorden, vanwege hun grootte en kracht. Ook enkele oude historici en de Koptische overlevering geven aan dat al millennia terug gedacht werd dat de Grote Piramide een „samenvatting was van de regering der goden” en een stenen boek, dat pas na eeuwen kon worden ontcijferd.
De tien stammen
Mast geeft in dit boek een visie op heel de wereldgeschiedenis, waarin het beeld uit de droom van Nebukadnezar zeer belangrijk is. Het rijk van ijzer en leem staat dan voor het geheel van de Verenigde Staten en Europa, waarbij ijzer voor (de neiging tot) fascisme staat en leem voor de democratie. Oorspronkelijk zijn deze volken de nazaten van de tien verloren stammen van Israël, waarbij bijvoorbeeld Engeland uit Efraïm is ontstaan en Nederland uit Zebulon.
Maar het vijfde wereldrijk, dat deze staten gezamenlijk vormen, zal overgaan in het zesde wereldrijk: het rijk van het beest. Daarna zal het stenen koninkrijk, dat is het Koninkrijk der hemelen, komen, dat zijn voorgangers zal laten verdwijnen: het zevende koninkrijk. Daarna komt het achtste: het nieuwe Jeruzalem, het Vaderhuis met de vele woningen.
Altaar in Egypte
In elk geval is in dit boek de gedachte uitgewerkt dat Christus zal terugkomen op aarde in de periode tussen 2030 en 2043. Zijn komst luidt het duizendjarig rijk in en zal het Rijk van het Beest verwoesten. De piramide kent geen aardse tijd na 2043. Met een enorm aantal Bijbelteksten tracht Mast dit te staven. Zeer belangrijk zijn daarbij Jesaja 19 en Hosea 2. In Jesaja 19:19 en 20 staat onder andere: „Te dien dage zal de HEERE een altaar hebben in het midden van Egypteland”… „En het zal zijn tot een teken, en tot een getuigenis den HEERE der heirscharen in Egypteland.” Vandaar dat de piramide ook ”Het teken in Egypteland” genoemd wordt. In Hosea 6:2 staat: „Hij zal ons na twee dagen levend maken; op de derden dag zal Hij ons doen verrijzen, en wij zullen voor Zijn aangezicht leven.” Volgens Mast betekent dit dat Christus 2000 jaar (twee dagen) na Zijn Hemelvaart, die hij dateert op 18 mei 30 AD, dus vanaf 18 mei 2030 Zijn volk zal doen herrijzen.
Het zijn daarmee ook enkele voorbeelden van de soms eigenzinnige wijze waarop Mast de bijbelteksten verklaart. Hij gaat niet in discussie met de meer gangbare uitleg van deze teksten, maar brengt zijn uitleg als de enig mogelijke. Overigens geeft hij vele voorbeelden van plaatsen in de Bijbel waar zijn inziens verwezen wordt naar de piramides, zij het met steeds andere woorden. Enkele voorbeelden hiervan zijn Psalm 19:5: ”een tent voor de zon”, Lucas 9:33: ”drie tabernakelen”, Job 38:6: ”de woning van het licht”, Openbaring 21:3: ”de tabernakel Gods”.
Totaalbeeld
Mast schrijft zijn boek, zoals hij zelf aangeeft, om voor het eerst een totaalbeeld te geven van alles wat de piramide weergeeft. Hij heeft voorgangers daarin. Vanaf het eind van de 19e eeuw werden ontdekkingen gedaan aan de afmetingen van de piramide, die met name in de jaren ’20 en ’30 leidden tot een reeks van boeken over de toekomst van de wereld zoals vastgelegd in de piramiden van Gizeh. Zeer bekend daarvan is geworden het boek ”De steenen spreken” uit 1936, een vertaling en bewerking door C. F. Ph. D. van der Vecht van het boek D. Davidson: ”The great pyramid, Its divine message” uit 1924.
Dit boek is de basis voor het hier besproken boek. De auteur neemt er bijlagen en afbeeldingen uit over, maar de betekenis van dit voorbeeldboek gaat veel verder. Op diverse plaatsen in zijn boek citeert Mast in feite zeer uitgebreid (soms enkele pagina’s) uit ”De steenen spreken”, zonder dat expliciet te vermelden. Omdat het gaat om vrijwel letterlijke citaten had hij dat zeker moeten aangeven. Dat hij de tekst soms iets uitbreidt of inkort, doet daar niets aan af. Had hij het geciteerde duidelijk aangegeven, dan was ook veel beter zichtbaar geworden wat zijn eigen bijdrage is aan het geheel van deze visie op de piramides.
De literatuurlijst vermeldt overwegend titels van oudere datum. Modern wetenschappelijke publicaties over de piramides worden sporadisch verwerkt, en dat is begrijpelijk gezien de volstrekt verschillende benadering. Wel is merkwaardig dat de auteur in zijn inleiding ook Fr. Weinreb vermeldt (evenals in de literatuurlijst). De behoefte van Mast om uit de Bijbel en de piramide juist zo veel mogelijk historische, exact aan te geven datums af te leiden, is volstrekt tegengesteld aan het werk van Weinreb, die elk historiseren van de Bijbel afwijst en voor wie Egypte en Israël fases in het menselijk leven zijn.
Geen doorsneevisie
Mast heeft ontzaglijk veel geschreven op zo’n 400 pagina’s. Geschiedenis, theologie, astrologie en talloze andere gebieden worden bestreken. Dat maakt het zowel lastig om het boek te lezen als om er een beoordeling van te geven. De schrijver kiest voor een zeer ’overtuigde’ manier van schrijven, hij is volstrekt zeker van zijn zaak en het woord ”waarschijnlijk” treft men dus zelden aan.
Tegelijk is de visie die het boek weergeeft bepaald geen doorsneevisie. Talrijke bijbelteksten worden op een zeer specifieke manier gelezen en talrijke gegevens uit de historie, de astrologie en de Bijbel worden met elkaar in verband gebracht met wel zeer beperkte argumenten als onderbouwing.
Mast vermijdt echter de confrontatie met andere bijbelexegesen en andere historische visies. Hij werkt zijn eigen visie uit en daarom is er extra reden om zich bij het lezen van dit boek zeer bewust te zijn van de uitgangspunten van de auteur.
Enerzijds neemt hij de Bijbel zeer serieus en zeer letterlijk (zoals hierboven al aangegeven), anderzijds gelooft hij niet dat Adam de eerste mens was en gaat hij uit van veel oudere beschavingen, waar de Bijbel nergens over spreekt. Ook beweert hij moeiteloos zaken over Bijbelse personen als Henoch en Noach die niet te vinden zijn in de Bijbel. Daarmee is er alle reden om dit boek zeer kritisch te bezien. Wie het leest zal verbaasd zijn over samenhangen die de auteur aanwijst, over de verbluffende kennis die de piramide bevat en toont. Zodra echter de geschiedenis van de mens of de terugkeer van Christus op aarde wordt besproken, wordt het boek speculatief en komt een grote behoefte aan dateren en schematiseren. Tot nu toe zijn diverse data die in ”De steenen spreken” genoemd zijn overschreden, zonder dat het voorspelde gebeurde. Dat zou reden moeten zijn tot meer terughoudendheid bij de schrijver.
Het boek van Mast fascineert door de kennis die de auteur heeft van vele zaken rond de piramide. Zijn profetisch en historisch duiden van maten en lijnen in de piramide dwingt echter tot een zeer kritische houding.