Religieus geweld vaak in landen met strenge godsdienstwetten
BRUSSEL – Religieus geïnspireerd geweld komt het meest voor in landen met strenge godsdienstwetten.
Dat is een van de stellingen in een rapport dat dr. Brian J. Grim eerder deze week in Brussel presenteerde. Grim sprak op een seminar in het Europees Parlement, waaraan kerkelijke en politieke leiders uit Europa deelnamen. Hij baseerde zich op onderzoeken van het Amerikaanse Pew Research Center’s Forum on Religion & Public Life, waar hij werkt als senior onderzoeker. Voor het rapport ”Rising restrictions on religion” werden de gegevens van 198 landen verzameld – goed voor 99 procent van de wereldbevolking.
In de jaren 2006-2009 nam religieus geweld op meer plaatsen toe dan af, aldus Grim. Het aantal landen waarin de regering geweld gebruikte tegen religieuze groepen of personen steeg van 91 (46 procent) midden 2008 naar 101 (51 procent) midden 2009. Onder dit geweld valt doodslag, marteling, verdrijving van huis en haard, gevangenisstraf of vernieling van persoonlijke of godsdienstige eigendommen.
In het Midden-Oosten en Noord-Afrika is het vaakst sprake van beperkende regelgeving en maatschappelijke uitsluiting. Het rapport schetst het klimaat waarin vorig jaar de Arabische lente opkwam. In 2009 hoorde Egypte bij de top vijf van landen met de meeste incidenten. Andere landen in deze regio –Libië, Syrië, Jemen en Qatar– lieten vanaf 2006 een toename zien van wetten die religie aan banden leggen. Overheden in het Midden-Oosten en Noord-Afrika zijn twee keer zo vaak als andere landen bereid om geweld tegen religieuze minderheden te gebruiken.
De meeste mensen in de wereld hebben een sterke godsdienstige overtuiging, aldus het rapport. Een peiling in 34 verschillende landen maakt duidelijk dat 93 procent van de mensen wil leven in een land waar men vrij zijn godsdienst kan uitoefenen. Minder dan 2 procent geeft aan dit niet belangrijk te vinden.
De laatste veertig jaar is het aantal mensen dat zegt religieus te zijn sterk gegroeid, van bijna 3 miljard in 1970 naar 6 miljard in 2010 (104 procent). Het aantal mensen dat zegt niet-religieus te zijn steeg van 708 miljoen in 1970 naar 814 miljoen in 2010 (15 procent). Relatief gezien daalde het aantal niet-religieuze mensen echter van 19 procent naar 12 procent van de wereldbevolking.
In bijna drie kwart van de landen (72 procent) pleegden burgers of groepen burgers misdaden geïnspireerd door religie.
Christenen en moslims, samen ruim de helft van de wereldbevolking, waren het vaakst slachtoffer van uitsluiting en intimidatie. Incidenten tegen christenen werden gerapporteerd in 130 landen (66 procent), tegen moslims in 117 landen (59 procent). Boeddhisten en hindoes, samen ongeveer een vijfde van de wereldbevolking, ondervonden op minder plaatsen weerstand, omdat ze geografisch meer geconcentreerd zijn. Incidenten tegen boeddhisten werden gemeld in 16 landen (8 procent), tegen hindoes in 27 landen (14 procent).
Bijna alle landen hebben een regel in hun grondwet of basiswet waarmee de godsdienstvrijheid wordt beschermd. Maar die constitutionele beloftes zijn lang niet altijd duidelijk: in 111 landen (56 procent) zijn eisen in de grondwet te vinden waarmee de godsdienstvrijheid juist wordt beperkt.
Een voorbeeld is de constitutie van Afghanistan. Deze blijkt het recht van burgers te beschermen om een andere godsdienst dan de islam te kiezen en te praktiseren. Tegelijk eist de constitutie dat „geen wet mag ingaan tegen de heilige godsdienst van de islam.” Ook worden instructies gegeven om de sharia toe te passen als in een bepaalde situatie geen specifieke Afghaanse regel voorhanden is. Dat betekent de doodstraf voor moslims die tot een andere godsdienst overgaan.