Prof. Hirsch Ballin: Menselijke waardigheid vraagt om ruimte voor religieus ritueel
Religie in het publieke domein staat onder toenemende druk. Het kunnen volgen van rituelen moet echter worden onderkend als iets intiems, iets wat mensen in hun hart raakt, vindt prof. dr. Ernst M. H. Hirsch Ballin.
Aan het slot van haar mooie boek over het Moorse Andalusië –”The Ornament of the World: How Muslims, Jews, and Christians created a culture of tolerance in medieval Spain”– schrijft Maria Rosa Menocál over het trieste lot van de Joden en moslims nadat de zegevierende katholieke koningen alle beloften van religieuze vrijheid hadden gebroken. Zolang de inquisitie hen niet had achterhaald, probeerden ze nog als schijnbaar bekeerden (”conversos” en ”moriscos”) te overleven en binnenskamers de rituelen van hun voorouders in ere te houden. In het publieke domein kon daarvan geen sprake meer zijn. Daar werd kerkgang van hen verwacht, maar ook een openbare verloochening van de spijswetten van jodendom en islam.
Eten is iets intiems, wie spijs of drank met een ander deelt, geeft uiting aan verbondenheid. In de joodse en de christelijke liturgie heeft het breken en delen van brood en wijn een heel bijzondere betekenis gekregen. Het raakt mensen diep als ze hierin worden gekwetst of belemmerd. Maar de conversos en moriscos moesten zich daar overheen zetten om niet door de inquisitie te worden ontdekt. Daarin ligt de oorsprong, schrijft Menocál, van de Spaanse obsessie van het publieke en geritualiseerde eten van ham, ”jamón”. Wie wel eens in Spanje is geweest, in de kleine restaurants die tegen het vallen van de avond vollopen met mensen, zal het herkennen, jamón crudo, jamón serrano, jamón ahumado, ham alom.
Religieuze rituelen en profane rituelen, maar ook de rituelen waarmee mensen zich bekeren en afkeren, dienen ter bevestiging van een gemeenschappelijke identiteit. Mensen maken daarmee hun verbondenheid met een ander kenbaar, zoals in huwelijksrituelen, of met een groep die zich van andere groepen onderscheidt. Niet alle rituelen hebben een priester of voorganger nodig, essentieel is de groep die aan het ritueel betekenis toekent. Het kruisteken van de katholiek is anders dan dat van de oosters-orthodoxe christen, de moslim knielt anders dan de christen. Vandaar dat het volgen van de rituelen in het publieke domein twee gezichten heeft. Men kan er bevestiging mee geven en ontvangen van een existentiële gemeenschappelijkheid, maar men kan ook andere mensen ermee uitsluiten en uitstoten.
Naar buiten toe
Rituelen zijn woorden en handelingen die een bijzondere betekenis ontlenen aan de daarvoor geldende regels. Dat is wat men in artikel 9 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM), waar het om het religieuze domein gaat, het „onderhouden van geboden en voorschriften” noemt. In het Engelstalige discours zijn mensen die dit doen ”observant”, in acht nemend; niet alleen de geloofsbelijdenis telt, maar ook dit in acht nemen van de voorschriften en aldus in de geloofsgemeenschap en naar buiten toe kenbaar maken dat men als gelovige wil leven.
Naar binnen en naar buiten zijn bij rituelen niet altijd scherp te scheiden. De inzegening of sacramentele voltrekking van een huwelijk geschiedt in een besloten ruimte, maar vervolgens wil het bruidspaar als gehuwd naar buiten treden. Wanneer mensen wordt belet naar hun religie te leven, zijn er weliswaar de schuilkerken en equivalenten daarvan, maar in het openbaar worden ze op de proef gesteld. Juist daarom noemt Maria Rosa Menocál de praktijk van het sociaal verplichte ham eten ”ritueel”, ook al was het eigenlijk een naargeestig contraritueel.
Ook in het seculiere domein zijn er rituelen. Juristen noemen dit vormvoorschriften. Net als bij sommige religieuze rituelen is de oorsprong ervan functioneel. De eis van getuigen of van schriftelijke vastlegging dient ertoe twijfel over het bestaan van een huwelijk of een andere rechtshandeling te voorkomen. Het rituele karakter blijkt uit de verzelfstandiging van het in acht nemen van de formaliteiten ten opzichte van de oorspronkelijke functionaliteit. Wordt dit seculiere ritueel niet gevolgd, dan tast dit de geldigheid van de rechtshandeling aan, mogelijk zelfs dan wanneer er wel ander bewijsmateriaal is. Trouwbeloften zonder ambtenaar van de burgerlijke stand en getuigen leiden niet tot een rechtsgeldig burgerlijk huwelijk, ook al is er een video-opname van het gebeuren bij wijze van openbare kennisgeving op YouTube geplaatst.
Complexer
Rituelen bevestigen belangrijke gebeurtenissen en gedragingen van het gemeenschapsleven. Het volgen van religieuze rituelen is in de huidige verhoudingen geen afdwingbare plicht meer, en daar waar ze in het publieke domein van betekenis zijn, is er in een door grondrechten geschraagde rechtsorde een seculier alternatief. Ik noemde het huwelijk al; iets dergelijks geldt voor de eed.
De hele werking van het grondrecht op godsdienstvrijheid is vandaag de dag veel complexer dan een kwarteeuw geleden, toen ik mij er voor het eerst mee bezighield. Ik meen dat juist een verkenning van de betekenis van het volgen van rituelen ons kan helpen de godsdienstvrijheid scherper te duiden. Rituelen, zowel seculiere als religieuze, markeren belangrijke momenten in het samenleven van mensen.
Een duiding daarvan in de context van de 21e-eeuwse democratische rechtsstaat kan voortbouwen op de vrijheid die mensen sinds de invoering van seculiere rituelen is verzekerd: voor wat in het leven van bijzondere waarde en betekenis is, mag men zich tot de bedienaren van de eredienst wensen, maar men hoeft dat niet. Daarmee is echter ook gegeven dat de spies kan worden omgedraaid. Waarom zou men nog ruimte houden voor een rituele slacht onder rabbinaal toezicht als de veterinaire inspectie een diervriendelijke hygiënische slacht kan verzekeren? Waarom zou een plechtige verzekering dat een verklaring waarheidsgetrouw is, niet door iedereen met dezelfde belofte kunnen worden bevestigd?
In het hart
In de Eerste Kamer is –vooral door PvdA-senator Nico Schrijver– afgerekend met de gedachte dat de beperkingsclausules van grondrechten een soort vrijbrief tot beperken zijn. In elk geval moet er aan eisen van proportionaliteit en noodzakelijkheid zijn voldaan, willen zulke beperkingen legitiem zijn. Ik meen dat we een stap verder moeten gaan. Het kunnen volgen van rituelen moet worden onderkend als iets intiems, iets wat mensen in hun hart raakt. Jodendom, christendom en islam kennen elk hun varianten van rituele, religieus betekenisvolle maaltijdvieringen. De intimiteit die aan de spijziging eigen is vestigt de aandacht juist op dat wat de godsdienstvrijheid onderscheidt van de vrijheid van meningsuiting, waartoe sommige juristen zonder religieus inlevingsvermogen de godsdienstvrijheid zouden willen terugbrengen.
Gewetensvrijheid ten aanzien van het wat en hoe van rituelen ligt veel dichter bij de kern van de godsdienstvrijheid dan de enkele vrijheid om zich religieus te uiten. Dit verklaart het tekortschieten van formalistische interpretaties van artikel 9: men moet de wezenlijke kern van het grondrecht analyseren. Dit grondrecht moet –net als alle andere– worden gerelateerd aan het ”basisgrondrecht” zoals omschreven in artikel 1 van de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens en artikel 1 van het handvest van de grondrechten van de EU: de eerbiediging van de menselijke waardigheid.
Die waardigheid is –zoals de Duitse socioloog Hans Joas in een recente historische en systematische analyse betoogt– gelegen in de ”Sakralität der Person”. Zijn these is eigenlijk een synthese van een ontwikkeling die een steeds scherper oog kreeg voor wat de verhouding van de mens tot de ander meebrengt: het is de aanvaarding van die ander zoals hij of zij is. Daar hoort de aanvaarding en bevestiging bij dat mensen hun religie in riten tot uiting laten komen, juist wegens de intieme betekenis van die belangrijke momenten.
De auteur is oud-minister van Justitie en Binnenlandse Zaken. Dit artikel is een bewerking van de Kardinaal Willebrandslezing die hij gisteren hield ter gelegenheid van het zestigjarig bestaan van de Katholieke Raad voor Israël.