De stemming werd, net als in Europa, gesteund door uitspraken van de Spaanse premier Mariano Rajoy dat hij inzet van publiek geld om de noodlijdende bankensector te helpen, niet langer uitsluit. Bankaandelen gingen aan de leiding. Zo won Bank of America 2,8 procent en Goldman Sachs 1 procent.

De Dow-Jonesindex sloot 0,2 procent (29,74 punten) lager op 13.008,53 punten en de S&P 500 won 0,0 procent (0,48 punten) tot 1369,58 punten. Technologiebeurs Nasdaq steeg 0,1 procent (1,42 punten) tot 2957,76 punten. Vorige week beleefden de Amerikaanse beurzen nog de slechtste week van dit jaar.

In Griekenland mislukten de regeringsonderhandelingen al één dag na de verkiezingen. De leider van de grootste partij, de conservatieve Nieuwe Democratie, gaf na één dag de formatieopdracht terug aan de president.

Beleggers lijken de Franse winnaar, de socialist François Hollande, in eerste instantie het voordeel van de twijfel te geven.

„We houden goed stand, gezien de verkiezingsresultaten en het algehele gebrek aan orde in de Europese Unie, zowel politiek als financieel’', zei een marktkenner van Knight Capital in New Jersey tegen Reuters. ,De markten kiezen ervoor om zich niet te richten op de dramatische impact van wat er kan gebeuren, maar op wat we voor ons hebben. We hebben nog steeds veel dat redelijk positief is.”

IT-concern Cognizant ging maarliefst 19 procent onderuit, nadat het een winst- en omzetwaarschuwing had gegeven. PepsiCo klom 1,1 procent, nadat Morgan Stanley zijn voorspellingen voor de Amerikaanse drankenindustrie verhoogde. Chipmaker Intel noteerde 0,5 procent lager, ondanks de aankondiging van een dividendverhoging.

De euro noteerde een stand van 1,3050, gelijk aan de stand ten tijde van het slot van de Europese beurzen. Amerikaanse olie ging 0,6 procent omlaag tot 97,89 dollar per vat. Brentolie won echter 0,2 procent tot 113,36 dollar per vat.