Laat 4 en 5 mei unieke gedenkdagen blijven voor Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog is een unieke spiegel om onszelf en de ander in onverhulde vorm te leren kennen. Daarom moeten 4 en 5 mei exclusieve gedenkdagen blijven om deze gebeurtenissen niet te vergeten.
In het boek ”Vier vrienden op de Kloosterhoeve” van Piet Prins gaat het over de eeuwenoude boerderij van de familie Hoogeveen. De vier vrienden brengen daar hun kerstvakantie door. In deze hoeve is een ”gedenkbalk”, een eikenhouten, middeleeuwse balk waarin alle belangrijke data uit de geschiedenis van de familie staan gekerfd. Een van die vastgelegde gebeurtenissen is 5 mei 1945. Op die dag kon de Joodse familie die op de boerderij ondergedoken zat de vrijheid tegemoet treden en was het gevaar voor ontdekking geweken. Vijf bange jaren waren voorbij. De inscriptie op de gedenkbalk vormde de blijvende herinnering daaraan. Gods hand was over deze gebeurtenissen en in deze balk werd dat zichtbaar gemaakt voor de nieuwe geslachten.
In bredere zin draagt het huis van onze vaderlandse geschiedenis evenzeer een gedenkbalk. Onze samenleving moet haar geschiedenis gedenken. Het is bij uitstek de christelijke geloofstraditie die een grote waarde toekent aan de geschiedenis. God handelt in de geschiedenis, van schepping tot de uittocht uit Egypte tot Christus en tot het einde der tijden toe.
In het bijzonder in het onderwijs –als een instrument tegen het vergeten en een wapen tegen de waan van de dag– moeten we daarom gericht zijn op het gedenken van de geschiedenis. In het christelijk onderwijs kan hierin ook in alle voorzichtigheid iets gezegd worden over de hand Gods in de geschiedenis. Helaas leidt het huidige onderwijsbeleid met het accent op taal, rekenen/wiskunde en Engels tot een vervlakking van het geschiedenisonderwijs. Voor je het weet wordt de geschiedenis sluitpost van de school. Dan kun je je school wel sluiten! De christelijke scholen kunnen echter juist uit de geschiedenis –bijvoorbeeld uit hun eigen schoolstrijd– moed putten om tegen de stroom in te gaan in plaats van angstig of pragmatisch achter de tijdgeest aan te wandelen. In het licht van de geschiedenis kunnen wij juist handelen in het heden, zodat we ontsnappen aan de waan van de dag. Als we dat niet doen, gaat het adagium van de Duitse filosoof Hegel op: „De geschiedenis leert ons dat we er niets van geleerd hebben.”
In feite zou in het christelijk onderwijs geschiedenis daarom een verplicht vak moeten zijn. Dat heeft niets met beroepsdeformatie van historici te maken, maar met de fundamentele waarde die de geschiedenis (naast de schepping) in onze traditie heeft. Laten we daarom de memorabele gebeurtenissen in de gedenkbalk inscherpen bij kinderen en jongeren en ze voor hen tot leven wekken. Want, zoals Huizinga het onnavolgbaar mooi zei: „Geschiedenis is de geestelijke vorm waarin een cultuur zich rekenschap van haar verleden geeft.”
Niet belangrijk
Hoe staat het momenteel eigenlijk met het herdenken van de Tweede Wereldoorlog in ons land? Volgens het Nationaal Vrijheidsonderzoek van 2012 vindt 85 procent van de Nederlandse bevolking 4 en 5 mei als gedenkdagen van belang. Het gaat hierbij meer en meer om een herdenking van alle oorlogen en oorlogsslachtoffers in het algemeen en niet meer uitsluitend van de Tweede Wereldoorlog. Slechts 17 procent van de Nederlandse bevolking herdenkt op deze dagen uitsluitend de Tweede Wereldoorlog. Velen achten dit winst en George Marlet geeft zijn artikel hierover in Trouw van 7 april 2012 zelfs de kop ”De oude oorlog ontstegen”. Op zichzelf is het positief te waarderen dat zovelen de blijvende waarde van 4 en 5 mei inzien. Maar moeten we de oude oorlog willen ontstijgen? Nee! Deze oorlog moet in onze gedenkbalk blijven staan.
Als 85 procent van de Nederlandse bevolking 4 en 5 mei belangrijk vindt als herdenkdagen, vindt 15 procent die blijkbaar niet belangrijk. Ik vind dit zorgelijk. De laatste jaren wordt deze groep ook steeds meer zichtbaar en hoorbaar. Gelukkig zijn er nog zeer veel jongeren die wel de waarde van het verleden erkennen en de grote momenten daaruit willen herdenken. Een aanzienlijk deel van de autochtone jeugd is echter domweg niet in het verleden geïnteresseerd en surft op de golven van het heden. Hiermee zijn zij niet alleen volstrekt respectloos jegens degenen die hun leven gaven voor hun vrijheid, maar diskwalificeren ze zichzelf ook. Immers, morgen is vandaag alweer gisteren. Dan ben je zelf verleden tijd en wie zou jou dan gedenken?
Voor veel allochtone jongeren is de herdenking zonder betekenis. Alleen door goed geschiedenisonderwijs kan de betekenis van het verleden voor hen tot leven worden gewekt. Een mooi voorbeeld hiervan is de Amsterdamse school die een project deed over de rol van Marokkaanse soldaten aan de zijde van geallieerden. Deze jongens wisten niet dat dit was gebeurd en toen bleek er ineens ook begrip te ontstaan voor wat de Joden hebben meegemaakt.
Zeer ernstig vind ik het dat een groep Marokkaanse jongeren een paar jaar geleden in een stadsdeel van Amsterdam opzettelijk de herdenking verstoorde. Ze deden dit vanuit een anti-Israëlsentiment. Het is voor een aantal leraren op middelbare scholen zelfs een riskante onderneming geworden om over de Holocaust les te geven: ze krijgen te maken met regelrecht antizionisme of antisemitisme en worden soms zelfs bedreigd. Wanneer je als leraar je leerlingen confronteert met de gruwelen van de concentratiekampen is de reactie dat zij hier niets mee te maken hebben en dat de Holocaust een Europees probleem is.
Ik hoop dat deze 15 procent –we praten over ruim 2 miljoen autochtone en allochtone Nederlanders– de betekenis van de herdenking van de Tweede Wereldoorlog gaan zien. Een nationale herdenking is pas echt een nationale herdenking als iedereen de betekenis van deze oorlog kent en erkent.
Andere oorlogen
Op 4 en 5 mei moet naar mijn oordeel uitsluitend de Tweede Wereldoorlog worden herdacht. Die data zijn in hun uniek historische zin ook de data van deze oorlog. Daarmee wil ik niet zeggen dat andere oorlogen vergeten moeten worden. Integendeel. We hebben meer oorlogen meegemaakt en zijn in het recente verleden met allerlei oorlogen in aanraking gekomen doordat onze troepen werden uitgezonden naar oorlogsgebieden. Waarom zou je deze oorlogen niet afzonderlijk enkele herdenkingsmomenten geven? Dan doe je ze ook ieder voor zich vanuit de eigen uniciteit recht. Persoonlijk vind ik het vreemd dat we de Tachtigjarige Oorlog niet herdenken – behalve dan hier en daar plaatselijk, zoals in Leiden op 3 oktober. Waarom is deze oorlog, die zeer veel leed heeft gebracht en ook zeer beslissend is geweest voor onze geschiedenis, ver in het collectieve geheugen weggezakt?
In Ieper wordt elke dag een erewacht gehouden bij het moment voor de gevallenen van de Eerste Wereldoorlog. En elke dag staan daar weer Engelsen en Belgen bij te kijken en worden de gebeurtenissen herdacht. Dat weerspiegelt ook iets van hun beschavingen, waarin het herdenken zo lang van memorie is. Een voorbeeld voor ons.
Holocaust
De Tweede Wereldoorlog moet uniek herdacht worden omdat hij volslagen uniek is. Er zijn alle eeuwen door oorlogen gevoerd, maar in geen eeuw zo totaal en zo allesomvattend als in de twintigste eeuw. Er zijn door de eeuwen heen Joden –of ook andere minderheden– vervolgd en vernederd, maar geen enkel volk is zo absoluut en gruwelijk geofferd –”holocaust” betekent offer– als het Joodse volk. Bovendien is Israël het uitverkoren volk en probeerde Hitler ten diepste in hem –en in de Belijdende Kerk– God Zelf te treffen. Antisemitisme is daarom meer dan een geval van racisme in het algemeen. Er is hier meer aan de hand dan alleen een menselijke oorlog die over macht en gebied gaat. Er is, om het met de titel van een boek te zeggen ”Een oorlog achter de oorlog” aan de gang.
Meer dan welke oorlog ook is de Tweede Wereldoorlog daarom spiegel voor het heden. Bovendien is hij nog kort geleden gebeurd. Wat is nu zeventig jaar? Net als de Rooms-Katholieke Kerk moet ook het protestantisme denken in eeuwen in plaats van in decaden. Deze oorlog is spiegel voor de kerk die zozeer haar ”oudste broeder” heeft miskend. Hij is spiegel voor het gebrek aan moed dat ertoe leidde dat uit geen enkel land verhoudingsgewijs zo veel Joden zijn gedeporteerd als uit Nederland. Tevens is hij in mensen als Hannie Schaft, Johannes Post en Anne Frank een spiegel van morele moed en kracht.
En hoe vreemd het ook klinkt: in het onderwijs biedt de oorlog ons ondanks zijn gruwelijkheid een immense spiegel waarin we jongeren kunnen laten blikken zodat ze met de grote vragen van goed en kwaad en moed en lafheid kunnen worden geconfronteerd. Opdat zij het weten en ook moed zouden vatten voor hun eigen handelen in het heden.
Het zijn onze ouders of (over)grootouders die deze oorlog meemaakten. Die stem mag niet verstommen. Waar de laatste soldaat die in de Eerste Wereldoorlog meevocht vorig jaar is gestorven, zijn er nog zeer velen in leven die de Tweede Wereldoorlog meemaakten. In de families zijn wonden en gaten geslagen die zich tot op de huidige dag laten voelen. Dat geldt zowel voor degenen die slachtoffer waren en hun kinderen als voor de kinderen van de daders of collaborateurs. Ook zij worstelen met dit verleden en zoeken naar een vorm van bevrijding. Zolang dit duurt, mag het herdenken niet stoppen. Maar zij die het meemaakten moeten ook kunnen vertrouwen op ons, dat we hen niet vergeten als ze eenmaal zijn gestorven. Ze zijn de stam waarop we zelf geënt zijn en als we die wegsnijden vallen we zelf ook uit de boom en dwarrelen als toevallige en zinledige blaadjes naar beneden in het niets.
Onverhulde vorm
De Tweede Wereldoorlog is naar zijn inhoudelijke betekenis een spiegel voor het heden. In deze oorlog is door zeer velen immens geleden. Wie in de kampen leefde, werd dagelijks met de wreedheid en het brute sadisme van de nazi’s geconfronteerd. Hij werd in ultieme zin ook met zichzelf geconfronteerd. Wie Duitser was, werd met het gelaat van de ander geconfronteerd en met de vraag of hij in dat gelaat zou slaan totdat het vernietigd was en het hem niet meer herinnerde aan de humaniteit. Wie onderdrukt werd, stond voor de vraag hoe te handelen: je zo veel mogelijk gedeisd houden en zelfs meewerken dan wel je verzetten met alle risico’s van dien? Waar wilde je als kerk gaan staan? Hoe moest je het nazisme als macht taxeren? En als je in gevangenschap geraakte, dan werd je geconfronteerd met je eigen angst, honger en kou. Floris Bakels beschrijft in ”Nacht und Nebel” hoe hij in de kampen de nabijheid Gods zozeer heeft ervaren dat hij na de oorlog soms terugverlangde naar die momenten. Je leerde jezelf en de ander in een absolute en onverhulde vorm kennen die in de gewone omstandigheden van vrede niet zichtbaar wordt.
In feite is een tijd van oorlog in die zin niet fundamenteel verschillend van een tijd van vrede. Zoals Friedrich Weinreb zo indringend opmerkt in zijn boek ”Collaboratie en verzet”, is oorlog slechts een uitvergrote en verscherpte spiegel van de alledaagse werkelijkheid. Dezelfde mechanismen van macht en moed, kracht en zwakte spelen daar een rol, maar het is alles meer verhuld en bedekt. Wie in het kleine geen moed heeft, hoe zou hij die in het grote hebben?
In feite leert de oorlog ons dat we ons in vredestijd innerlijk moeten wapenen. We moeten in de spiegel van de oorlog –dat is de spiegel van onszelf– durven kijken en ons de vraag stellen wie we zijn. Dat moet ons ten diepste voor het aangezicht Gods brengen. Opdat we leven vanuit Zijn geborgenheid. Opdat we ons ook in vredestijd oefenen voor als de kwade dagen komen – oorlog, ziekte, tegenslag of wat dan ook. Als we wachten tot de kwade dagen komen, zijn we weg voor we het weten. In de oorlog waren het niet de stoere, sterke kerels die het volhielden – zij gingen vaak als eersten voor de bijl omdat ze geen innerlijke wereld hadden. Nee, het waren vaak de ogenschijnlijk zwakkere mannen en vrouwen die het volhielden. Zij leefden –om het in de woorden van de ethische theoloog Is. Van Dijk te zeggen– vanuit een „rijk geïnstrumenteerd innerlijk leven”: het geloof, de innerlijke wereld van boeken en gedichten.
Verschillen in kerk en denominatie vielen dan weg. In de vaak geheime kerkdiensten was er een nooit eerder ervaren eenheid tussen de mensen. De arts die bij de ophanging van Dietrich Bonhoeffer aanwezig was, heeft opgetekend dat hij nooit eerder iemand in zo volkomen vrede en overgave de gang naar de strop zag maken. Bonhoeffer zal ook angst gekend hebben en pijn en vrees, want de nazi’s konden je heel vakkundig kapotmaken naar het lichaam. Maar tegelijk geldt dan dat „niets ons kan scheiden van de liefde van Christus” en ergens op de bodem van hun duistere zielen wisten de Duitsers dat ze het verloren wanneer ze in het gelaat van zo iemand keken.
Banaliteit
Dat alles is een spiegel voor ons. Wij leven in de meest luxe, welvarende en vrije wereld die je je maar kunt denken. Maar helaas wordt het offer van hen die hun leven gaven voor onze vrijheid, geschonden door het misbruik van deze hoge vrijheid tot een lage vrijheid van eindeloze toelaatbaarheid. De vrijheid van 4 en 5 mei is een andere dan die van het libertinisme. Het is een vrijheid van geweten en geen vrijheid tot decadentie en ongebreideld eigenbelang.
Een paar maanden geleden kreeg een Joodse overlevende van de kampen in Duitsland een prestigieuze mediaprijs. Hij weigerde deze in ontvangst te nemen vanwege de totale banaliteit van die mediawereld van vandaag. Een cultuur die zo banaal is, vernaggelt haar duur gekochte vrijheid. Soms stel ik me voor dat er weer een oorlog komt en dan vraag ik me wat er dan zou gebeuren. Zouden we nog enigszins bestand en gewapend zijn tegen ontbering, leed en pijn? Ik hoop het en meen dat we onze jonge generatie daarin moeten opvoeden door haar de verhalen te vertellen die wij hoorden, door haar de boeken van Anne de Vries en Piet Prins en Floris Bakels te laten lezen en haar te wijzen op de innerlijke wereld der vrijheid. Laat dat onze gedenkbalk van de Tweede Wereldoorlog zijn.
Want zoals een Joods gezegde luidt: „Vergeten is ballingschap, gedenken is verlossing.”
Ewald Mackay
Dr. E. Mackay is historicus en filosoof, hij is werkzaam als docent geschiedenis, cuma en filosofie aan Hogeschool Driestar educatief te Gouda. Hij promoveerde in 1997 op een geschiedfilosofische proefschrift en schreef verschillende publicaties, waaronder ”Gedenkstenen in de Jordaan. Een bundel opstellen over geschiedenis, traditie en cultuur” (2000), ”Meesterschap in spiegelbeeld. Beschouwingen over persoonlijke vorming binnen het cultuuronderwijs” (2007) en ”Besloten tuin. C. S. Lewis als leermeester” (2011).