„Nooit meer Auschwitz zeggen niet genoeg”
AMSTERDAM – Na een week van controverses en verhitte discussies verliep de Nationale Dodenherdenking op de Dam vrijdag zonder wanklank.
Een frisse wind blaast over de Dam. Flarden wolken trekken over. Over de keien van de Dam komen de eerste veteranen, moeizaam lopend achter de rollator, of voortgeduwd in de rolstoel. De deuren van de Nieuwe Kerk zijn nog dicht.
Een wachtende voor de kerk trekt de iPhone uit de binnenzak en activeert de nieuws-app. Een triomfkreet klinkt als de uitspraak van de rechter inzake de dodenherdenking in Vorden doorkomt: „Er mogen geen SS’ers worden herdacht.”
Jonge scouts stellen zich voor aan de veteranen in rolstoel. „Ik ben Maartje en ik kom vragen of ik u mag begeleiden”, zegt een van hen. „Theo”, zegt de veteraan terwijl hij de hand van het meisje drukt.
Klokslag zes uur zwaaien de deuren van de Nieuwe Kerk open. Toepasselijk met het oog op alle in de oorlog jonge gesneuvelde militairen zet het orgel in met Sweelincks beroemde variatiereeks over het lied ”Mein junges Leben hat ein End”.
Scholiere Annemarije Zoer is dit jaar geselecteerd om de avond, na binnenkomst van de hoogwaardigheidsbekleders, te openen met het gedicht ”Deze bijeenkomst” van Huub Oosterhuis, vast gebruik sinds 2006. Bedeesd klinkt haar meisjesstem: „Op deze avond van de Vierde Mei. Hopen wij, dromen, bidden dat een einde zal komen, aan onrecht, honger, haat en geweld. Mogen onze kinderen dat nog beleven. Deze bijeenkomst geve ons kracht.” Hoofdkrijgsmachtpredikant ds. P. M. van der Meulen bidt het Onze Vader. Daarna volgt de samenzang: „Mijn schild en de betrouwen, zijt Gij, o God, mijn Heer.”
De toespraak van schrijver Frank Westerman is vooral appellerend. Hij verknoopt familieherinneringen aan de Tweede Wereldoorlog en persoonlijke herinneringen aan de Balkan-oorlog die hij als buitenlandcorrespondent meemaakte aan elkaar, in een intrigerend verhaal. Het menselijk handelen in de oorlog is niet altijd eenduidig te kwalificeren, is Westermans conclusie. Wel is er altijd een richting aan te geven: het tendeert of naar moedig of naar laf.
De schrijver springt naar de actualiteit: „Gedenken is meer dan stilstaan. Enkel het plechtig en collectief uitspreken van de bezwering ”Nooit meer Auschwitz” is niet genoeg. Als er straks in Europa opnieuw groepen mensen door het ”eigen volk eerst”-denken overboord dreigen te vallen, aan welke kant plaatsen we dan onze gewichtjes? Hellen we mee, of bieden we tegenwicht?”
„Een prachtige, subtiele hint naar de PVV”, meent een genodigde bij het Nationaal Monument. Aandachtig volgt hij de kransleggingen en het defilé. Slechts opfladderende duiven verstoren de plechtige stilte. Wat vooraf niet lukte, realiseert het Nationaal Comité 4 en 5 mei op de Dam wel: samenzijn in verbondenheid.