Organist Paul Kieviet: De beperking maakt creatief
De orgelwerken van Bach vormen de rode draad in het muzikale leven van Paul Kieviet. Die beperking maakt hem creatief, zegt hij. Zaterdag geeft de Flakkeese organist zijn vijftigste Bachconcert.
Voor de gelegenheid heeft Paul Kieviet (48) de concerten die hij de afgelopen jaren rond de muziek van Bach gaf op een rij gezet. „Het blijken er een paar meer te zijn”, zegt hij lachend. „Ik kom aan 52, vanaf januari 1991. Dan tel ik het concert dat ik in 1985 in Oude-Tonge gaf waarbij ik de complete zogenoemde Grote Orgelmis van Bach uitvoerde, nog niet eens mee.”
Kieviet had nooit het plan om het complete orgeloeuvre van Bach uit te voeren. „Ik heb dingen dubbel gedaan. Maar het meeste heb ik wel gespeeld. En tegelijk bracht ik de muziek van Bach in samenhang met andere muziek: van voorlopers, tijdgenoten of navolgers. Leuk waren ook de keren dat een koortje meezong. Zo heb ik in 2005 en 2006 in drie concerten het hele Orgel-Büchlein uitgevoerd, terwijl een vocaal ensemble de koralen zong. Die insteek bij de kerkmuziek vind ik mooi.”
Aan welke composities van Bach hij het meeste werk heeft? „De Triosonates, die blijven lastig.” Sommige stukken zijn voor hem „de geweldigste van de orgelcultuur”: de Goldbergvariaties, Das wohltemperierte Klavier en de Kunst der Fuge. „Die werken schreef Bach in Leipzig tussen 1730 en 1750. Hij komt daarin qua contrapunt en harmonisatie tot een hoogtepunt.” De Kunst der Fuge staat nog op Kieviets verlanglijstje om integraal uit te voeren.
Bach vormt al sinds jaar en dag het uitgangspunt en middelpunt van Kieviets activiteiten. Waarom? „De composities van Bach vormen in de geschiedenis van de muziek het perfecte evenwicht tussen harmonie en contrapunt. Simpel gezegd: het ideale samengaan van melodieën en akkoorden. Juist daarom geeft zijn muziek zo veel voldoening. Tegelijk was Bach een gelovige componist. Dat komt vooral tot uiting in de manier waarop hij de teksten van koralen muzikaal behandelt. Prachtig om dat aan leerlingen uit te leggen.”
Bach als oriëntatiepunt, dat lijkt beperkt. „Dat is het ook. Maar door die beperking word je juist creatief. Kierkegaard heeft eens gezegd: „Hoe meer men zich begrenst, hoe vindingrijker men wordt.” Ik denk dat hij gelijk had. Je kiest als musicus een beginpunt, waarop je steeds weer terugvalt. Ik merk dat ik die beperking ook nodig heb.”
Kieviet blijft echter niet bij Bach steken. „Vanuit Bach kun je heel goed aan de slag met de romantiek, met componisten als Vierne, Franck, Mendelssohn, Schumann en Brahms. Of met muziek uit de neobarok van Distler of Hindemith of de psalmen van Cor Kee. Geweldig!” Ook de muziek vóór Bach komt vanuit Kieviets startpunt aan bod. „Laatst heb ik tijdens een orgelconcert alleen maar Sweelinck gespeeld. Daar zit dan vijftig man. Prima, denk ik dan. Dit is mijn verhaal.”
Voedingsbodem
De jonge Kieviet groeide op in Middelharnis, op Flakkee. Een muzikaal eiland, met een vruchtbare voedingsbodem voor koren en oratoriumverenigingen, met een florerende muziekschool en een bloeiende organistenvereniging. Pauls vader was organist in de christelijke gereformeerde kerk ter plaatse. In het gezin werd veel muziek van Bach gedraaid. „Op mijn 5e beluisterde ik de opnamen van Helmut Walcha en Marie-Claire Alain. Later heb ik de lp’s met de complete Bach van Ewald Kooiman grijs gedraaid. Heel poëtisch, hoe hij Bach vertolkte. Spelen vanuit het contrapunt. Bij elke noot precies weten hoe je die neerzet. Dat heeft me enorm geïnspireerd.”
Vanaf zijn 6e kreeg Paul orgelles. Eerst van Peter Wessels en Jan van Dijk, later van Rinus Verhage en Piet Westhoeve. Ondertussen was hij voor zichzelf actief aan het componeren. „Bij de koffie schreef ik koraalbewerkingen, die m’n vader vervolgens in de kerk speelde. Het was een innerlijke drive van me, inspiratie. Het heeft ook te maken met analytisch denken. Dat je de muziek wilt doorgronden. Dat maakt het studeren overigens een stuk makkelijker en improviseren gaat bijna als vanzelf. Ik schreef veel in neobarokstijl, maar bijvoorbeeld ook een suite in de stijl van Händel. Toen ik naar het conservatorium ging, had ik mappen vol.”
Op z’n 15e deed Paul mee aan een regionaal orgelconcours in Oude-Tonge. Hij speelde de vijfde Triosonate van Bach. Er waren drie winnaars, vertelt hij met een glimlach: Henk Verhoef (nu organist van de Amsterdamse Oude Kerk), Martin Mans (nu een populair organist) en hijzelf.
De naam van Mans valt nog een keer tijdens het gesprek, als het erover gaat met welke muziek Kieviets leerlingen wel en niet op les mogen komen. „Ik hoop dat ze aanvoelen dat ik andere dingen nastreef”, zegt hij voorzichtig. „Bepaalde lijnen in de muziek vormen een doodlopend spoor. Dan mis je de aansluiting bij de polyfone muziek. Dat betekent overigens niet dat iedereen bij mij alleen maar zware muziek mag studeren. Er is heel veel vrolijke muziek die goed in elkaar zit.”
Kieviet heeft zelf wel een ontwikkeling doorgemaakt op dit punt. Vroeger had hij een „koudwatervrees” voor de muziek van Feike Asma. „Je was óf bezig met de authentieke uitvoeringspraktijk, óf je was een Asmafan. Klaas Bolt heeft op dat punt goede dingen gedaan. Die speelde zelf werken van Jan Zwart.”
Ook Kieviets leerlingen spelen inmiddels vrijuit de muziek van Jan Zwart en Asma. „Soms moet je over je eigen schaduw heenspringen. Overigens kun je met sommige composities van Asma heel goed de kwintencirkel uitleggen.”
Orgelprofeet
Toen Kieviet als 17-jarige naar het Rotterdamse conservatorium ging, kwam hij terecht bij de „Flakkeese orgelprofeet” Arie J. Keijzer. „Tijdens de eerste les moest ik de grote compositie van Reger over ”Wie schön leuchtet der Morgenstern” spelen. Het ging redelijk goed. Bij Keijzer, die muzikaal veel nagelaten heeft op Flakkee, heb ik vooral heel veel techniek geleerd.”
Naast de orgelstudie bij Keijzer en Bernard Winsemius deed Kieviet de opleiding theorie der muziek bij Jan Kleinbussink en Peter-Jan Wagemans. Hier kon de analytisch ingestelde musicus zijn hart ophalen. Hoewel. „In die tijd moest ik driestemmige motetten maken in de stijl van Palestrina en Des Prez. Dan ben je echt ontzettend beperkt!”
Zijn afstudeeropdracht in 1989 noemt Kieviet een hoogtepunt in zijn muzikale leven. „Ik heb een scriptie geschreven over Bachs Canonische Veränderungen over ”Vom Himmel hoch”. Ik ben helemaal door dat stuk gekropen om de canontechniek die Bach gebruikt te analyseren. Als je érgens ziet dat beperking leidt tot creativiteit, dan wel in dit stuk. Prachtig! In dat kader heb ik toen zelf een compositie over Psalm 134 gemaakt waarin ik Bachs compositie tot op de noot heb gevolgd. Nee, geen slaafs volgen. Het is een grote uitdaging. Ik heb er een halfjaar aan gewerkt.” Kieviet voerde het stuk destijds uit in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Het staat ook op een cd met eigen bewerkingen uit 1994. Uitgegeven is die compositie nog niet. „Misschien komt dat nog eens.”
Winterorgel
Sinds 1990 heeft Kieviet de beschikking over twee totaal verschillende orgels. Beide laat hij zien en horen. Het grote Leeflangorgel in de Grote Kerk van Middelharnis is zijn winterorgel. „Hier kan ik de hele winter terecht met mijn leerlingen, in totaal zo’n zeventig, van jong tot oud. Hier kan ik het verwarmen.” Het orgel stamt uit de begintijd van de neobarok, 1952, maar heeft wortels in de zogenoemde Orgelbewegung. „Daardoor is het klankpalet veel breder dan bij een gemiddeld neobarok orgel. Je kunt hier ook met romantisch repertoire mooie dingen doen.” De 43 stemmen heeft hij zondags lang niet allemaal nodig. „Helaas zitten hier sinds de scheuring in 2004 zondags maar zo’n 200 mensen. Je blaast hen als organist zo weg. Vijftien registers is genoeg. Heel vaak begeleid ik met uitkomende stem.”
In de hervormde kerk van Sommelsdijk staat zijn zomerorgel. Een sierlijk instrument van Meere uit 1821. Een stuk kleiner dan Middelharnis en met de beperking van een aangehangen pedaal. Hier valt de naam van Klaas Bolt, bij wie Kieviet een cursus koraalimprovisatie volgde, opnieuw. „Het was een bevlogen man. Zijn visie op de gemeentezangbegeleiding heeft me gepakt. Het mooie was dat hij heel sterk vanuit het Hollandse orgeltype dacht. Dat heeft bijvoorbeeld mijn compositiepraktijk sterk beïnvloed. De beperking hier vanwege het aangehangen pedaal maakt creatief. Dan hanteer je een ander type begeleidingsvorm, waarbij je gebruikmaakt van de bas- en discant of met een bovenstem werkt. Het leuke is dat de gemeente juist hier heel goed zingt. Een onbekende psalm als Psalm 148 zingen ze zo mee.”
Een keuze maken tussen de twee orgels wil Kieviet niet. „Ze vullen elkaar prachtig aan. Waar ik ben, daar voel ik me thuis.”
Vijftigste Bachconcert
Paul Kieviet geeft zaterdagavond 12 mei in de Grote Kerk van Middelharnis zijn vijftigste Bachconcert. Begin jaren negentig begon hij met het geven van bespelingen rond de muziek van Bach. Meestal ging het om een orgelconcert, soms zette hij een klavecimbel in, soms deden andere instrumenten mee, soms zong een vocaal ensemble, één keer speelden ook Kieviets orgelleerlingen.
De concerten hadden vaak een thema, waarbij ook muziek van andere componisten klonk, zoals: Bach en zijn leerlingen, Van Bach tot Mendelssohn, Bach en Walther, Van Sweelinck tot Bach, Bach en Buxtehude.
De concerten werden afwisselend in Sommelsdijk en Middelharnis gegeven. Kieviet is sinds 1983 als organist verbonden aan de hervormde kerk van Sommelsdijk, waar hij het Meereorgel uit 1821 bespeelt. Sinds 1990 is Kieviet ook organist van de Grote Kerk van Middelharnis, waar een groot, drieklaviers Leeflangorgel uit 1952 staat.
Tijdens het concert op 12 mei staan grote werken van Bach op het programma, waaronder het Preludium in a (BWV 569), de partita ”Sei gegrüsset, Jesu gütig” en de Toccata, Adagio en Fuga in C (BWV 564). Het concert begint om 20.00 uur. De toegang is vrij; na afloop is er een collecte.
Paul Kieviet, Frobeniusorgel hervormde kerk Oude-Tonge (MACD07)