Dr. Willem Maarten Dekker roept op tot trouw aan tegendraads Evangelie
MASTENBROEK – Kerken die geen vindplaatsen van God zijn, kunnen net zo goed afgebroken worden, vindt dr. Willem Maarten Dekker. Het grote probleem voor de kerk is de onverschilligheid, daarom is de provocatieve boodschap van het kruis nodig. „Het christelijk geloof is een geloof dat vraagt om spot.”
Dat schrijft dr. Willem Maarten Dekker, hervormd predikant in Mastenbroek, in zijn boek ”Provocatie. Over de zin van God en geloof” (uitg. Groen, Heerenveen). Dr. Dekker gaat in dertien essayistische hoofdstukken na hoe de kernwoorden van God en geloof in de huidige tijd weer zin kunnen krijgen. De eerste helft gaat over de vraag wat geloven is, de tweede helft over de vraag wie God is.
De crisis van kerk en geloof biedt een kans om de Bijbel beter te verstaan, lichtte dr. Dekker vorige week tijdens de presentatie van zijn boek in Kampen toe. „Gelovigen zijn gewend om zich bij het Bijbellezen af te vragen: Wat spreekt mij aan? Ik ben bang dat we daar vaak mee bedoelen: wat vind ik fijn, wat bevestigt mijn denken, mijn voelen, mijn leven?”
Dr. Dekker, zoon van IZB-docent dr. Wim Dekker, verzet zich tegen die manier van omgaan met de Bijbel. „Ik denk dat het vruchtbaarder is om te vragen: Wat spreekt mij tegen? Wat ergert mij? Wat vind ik eigenlijk onverdraaglijk?”
Verkondiging wordt voor de moderne mens steeds meer een provocatie omdat er geen referentiekader meer is, zo stelt de predikant in zijn boek. Door de verkondiging wordt God „geprovoceerd.” „Hij wordt uitgedaagd, uit Zijn tent gelokt, aangestoten, zoals Elia deed op de Karmel.”
God gaf het diepste wat Hij kon geven: Zijn Zoon aan het kruis. In ronde bewoordingen: „God is de grootste Provocateur die ik ken. We hebben ons zo door God laten uitdagen dat het diepste van ons naar boven kwam toen we Zijn lieveling aan het kruis sloegen.”
Op de omslag van het boek staat Jezus op een schietschijf afgebeeld, „zoals Hij ooit aan het kruis is geslagen.” Een provocerende afbeelding, erkent dr. Dekker. De kunstenaar Jacques Frenken werd dan ook beschuldigd van blasfemie.
Voor dr. Dekker heeft de prent echter een boodschap voor gelovigen én ongelovigen. „Gelovigen zouden zich moeten laten provoceren om ánders te gaan geloven en ongelovigen zouden het moeten wagen eens te twijfelen aan hun ongeloof. Ik zou hopen dat beide groepen leren inzien dat al het waarachtige spreken over God scheert langs de rand van blasfemie; dat het kruis ons állen provoceert.”
Het kruis van Christus spot met menselijke wijsheid en kracht. Niet alleen de schat, maar ook de verpakking van de christelijke boodschap is aanstootgevend. Het christelijk geloof is een geloof dat vráágt om spot, aldus de schrijver. „De gekruisigde Christus is de spotprent die God van Zichzelf getekend heeft. De eeuwige God in een sterfelijk mens; de sterke God in een zwak mens; de gouden schat in een aarden kruik. Dat moet wel spot opleveren.”
Onze tijd kenmerkt zich volgens Dekker door de afwezigheid van God. De kerk is de plaats waar plaatsvervangend voor de wereld de afwezigheid van God ervaren wordt. De vraag voor deze tijd is volgens Dekker niet: bestaat God, maar: waar is God?
De kerk heeft echter moeite om de afwezigheid van God als geloofsgoed te erkennen. Afwezigheid van God is echter niet hetzelfde als niet-bestaan. De ervaring zonder God te zijn, kennen ongelovigen niet. „Alleen als je de ervaring van Gods aanwezigheid kent, kun je ook Zijn afwezigheid ervaren. En hoe sterker je Zijn aanwezigheid kent, hoe sterker je ook Zijn afwezigheid kunt ervaren.”
Zoals Zacharias met stomheid werd geslagen en een tijd van oordeel onderging, zo is dit ook op de kerk van vandaag van toepassing. „De enige hoop die we dan nog hebben, is dat God dat zwijgen niet kan aanvaarden.” Het grote gevaar is volgens dr. Dekker niet dat mensen zich aan het Evangelie storen, maar dat het hun niets doet. „De onverschilligheid maakt meer slachtoffers dan totalitaire regiems ooit hebben gedaan.”
Dr. Dekker ziet een actuele spits in de tempelreiniging door Jezus. „Kerken die geen vindplaatsen van God zijn, kunnen net zo goed afgebroken worden. Kerkgebouwen die niet meer als godshuis in gebruik zijn –en de komende jaren zal dat met vele honderden kerken gebeuren– moeten eigenlijk aan de natuurlijke afbraak prijsgegeven worden. Laat ze langzaam wegrotten, als teken van wat er teloorgaat, als zichtbare tekenen van Gods toorn.”
Kan het zo zijn dat Jezus ook vandaag nog iets op te ruimen heeft in onze kerken? vraagt dr. Dekker zich af. „Dat lijkt me een belangrijker vraag dan: hoe krijgen we er weer mensen bij?” Nog steeds wordt Jezus boos als wij van de kerk een rovershol maken. Als onze kerk geen plaats van gebed en verwachting, geen leegte die openstaat naar God, dan moet de zweep ook door onze kerk.
Dr. Dekker neemt ondertussen afstand van God als het hoogste Wezen, volgens hem „het aloude metafysische beeld van God.” „Het grootste probleem ermee is dat God en de gekruisigde Christus er eigenlijk los naast elkaar blijven staan.” Het kruis breekt volgens hem ons denken over het hoogste Wezen kapot, maar ook de nieuwe zucht naar spiritualiteit, die „verschrikkelijk egoïstisch” is. „God moet dienen tot de vervolmaking van de mens. Hij is het nieuwste speeltje van de postmoderne mens.”
Het tegendraadse godsbeeld dat dr. Dekker schetst, staat haaks op wat mensen van God verwachten. Zij hebben behoefte aan een God Die rust geeft, balans, harmonie met jezelf en de omgeving. Maar de God van Jezus is de grote stoorzender die de mens juist úít balans brengt. God is geen strelende aanwezigheid, maar verschijnt in de vorm van toorn en oordeel.
Dr. Dekker hoopt dat de kerk zichzelf blijft, trouw aan het tegendraadse Evangelie, en niet zogenaamd actief, relevant en missionair in de wereld. Daarom eindigt Dekker met het kruis, waar de mens ten diepste leert wat geloven is: in de godsverlatenheid toch op God vertrouwen. „God verbergt Zich tot op het kruis. Hij verbergt ons op het kruis.”