Geen spreken over de hel zonder spreken over de hemel
Wie Bijbels over de hel wil spreken, moet het vooral ook over de hemel hebben. Dat laatste ontbreekt helaas nogal eens, vindt dr. C. A. van der Sluijs.
In de recente discussie over het verstaan en misverstaan van de Bijbelse leer van de hel lees ik niets over de kwalijke invloed van het heidendom in dezen. Immers, dezelfde gedrevenheid waarmee men wil dat de hel gepreekt wordt, als het christendom waar is op dit punt, zal er dan ook zijn in de prediking van de hemel. Als christenen werkelijk overtuigd zijn van de uitzonderlijkheid van de hemel, zouden ze dag voor dag daarvan moeten spreken met ieder die het maar horen wil en niet horen wil. Dan is men consequent!
Zo stelt men het echter niet en dat is een aanwijzing dat er iets onevenwichtigs zit in de discussie over de hel. Wat wat is de hel eigenlijk? Verabsoluteerde godverlatenheid in een tot zichzelf veroordeelde individualisering. En daarmee is de hel het tegenbeeld en tegendeel van de hemel. Eeuwige gemeenschap met God en met elkaar als uiterste vervulling van de twee tafelen van de liefdewet van God in de Zichzelf opofferende liefde van Jezus Christus.
Dit laatste is het leven en zelfs het eeuwige leven. Eeuwig verlost van mijn ik (goddeloos of vroom) omdat niet ik, maar Christus in mij leeft (Gal. 2:20). En die verlossing van mezelf (vgl. zondag 1 van de Heidelberger) wordt volmaakt en vereeuwigd in de hemel: „Maar na de dood is ’t leven mij bereid; God neemt mij op in Zijne heerlijkheid” (Psalm 49:6, berijmd). Het andere is de dood en zelfs de eeuwige dood.
De onderscheiding en zelfs scheiding van lichaam en ziel is Grieks (heidens) denken. Bijbels denken is uitgaan van de eenheid van lichaam en ziel. Daaruit volgt dat we naar lichaam en ziel bij God zullen zijn of naar lichaam en ziel bij de duivelen. Zo leert de Bijbel de onderscheiding tussen hemel en hel.
Doorleefd
Alleen door het werk van de Heilige Geest in en door het Woord van God wordt dit verstaan en doorleefd. Hier en nu God te moeten missen is erger dan de dood: „Ik lag gekneld in banden van de dood, daar d’ angst der hel mij alle troost deed missen” (Psalm 116:2, berijmd). Dát doet gruwen van de verabsoluteerde hel na de dood. Want daaruit en daarvan kan men niet meer verlost worden. Men moet dan God voor eeuwig missen en daarvoor vervloeken en men is eindeloos overgelaten aan zichzelf. Dit laatste is het tegenovergestelde van het leven en van het eeuwige leven. Erger valt niet te bedenken en te beleven.
Om ons daarvan te verlossen moest Christus niet alleen voor ons de twee tafelen van de liefdewet van God vervullen maar ook nederdalen tot in de diepte en het diepste van de hel. Dat belijden wij met Zijn ”nederdaling ter helle”. En dit laatste heeft ook weer alles te maken met de eeuwige liefde van God. Deze reikte (voor één keer en daarna nooit weer) tot in de hel. Om ons daaruit en daarvan te kunnen verlossen. Om zó Gods gemeenschap met elkaar voor eeuwig te genieten en Hem daarvoor eeuwig te danken.
Waar de prediking van de hel los verkrijgbaar is van de prediking van de hemel preekt men een stukje heidendom. Dit laatste is de oorzaak van veel verwarring omtrent de Bijbelse leer van hemel en hel.
De auteur is hervormd emeritus predikant.