Nostalgie bedwelmt
Die goede oude tijd. Met weemoed kunnen mensen ernaar terugverlangen. Toen was het leven beter, overzichtelijker, rustiger en ordentelijker. Vooral bij ouderen kan er soms een bijna overdreven heimwee zijn naar vroeger.
Vader in een leunstoel bij de haard, verdiept in de krant; moeder aan de andere kant met een breiwerk in de hand. Het beeld typeert het leven in de jaren vijftig. Boeken en video’s over het leven net na de oorlog doen het nog steeds goed.
De grootste belangstelling komt van de zijde van de 65-plussers. Met de aanschaf van film of fotoboek keren ze terug naar hun jeugd. Maar ook jongeren zijn geïnteresseerd. Terwijl voor hun eigen ouders de jaren vijftig lange tijd symbool stonden voor gezapigheid en kleinburgerlijkheid, blijkt die periode voor de jongvolwassene van nu een bijna magische aantrekkingskracht te hebben. Immers, toen was geluk nog heel gewoon. Terwijl mensen het minder hadden dan nu. Het intrigeert de twintigers van nu hoe dat mogelijk was.
In hoeveel huiskamers staan geen voorwerpen uit grootmoeders tijd? Weliswaar haalt een antiquair er zijn neus voor op –slechts ”prullaria”–, de eigenaar koestert met zijn bezit het vertrouwde gevoel en de herinnering aan het knus eertijds. Financieel mag de oude stoel, kast of pot geen waarde hebben, emotioneel des te meer.
Bloeitijd van de kerk
Terug naar het verleden, want toen was het beter. Die neiging is er ook binnen kerkelijke kring. Hoe vaak wordt niet in preken gesproken over de bloeitijd van de kerk, waarin mannen als Voetius, à Brakel, Smijtegelt en andere sterren flonkerden aan het kerkelijk firmament? Vaak klinkt bij dergelijke opmerkingen een hunkering naar het verleden door.
Weliswaar lijken de domineesbiografie en de levensbeschrijving van andere vromen enigszins over het commercieel hoogtepunt te zijn, nog altijd is er een behoorlijke belangstelling voor.
Wie de levensgeschiedenissen van deze mensen leest, komt inderdaad onder de indruk van hun geestelijke ervaringen. Toen was er bij de kinderen van God sprake van een teer leven dicht bij de Heere. Zo wordt de heimwee naar het eertijds gevoed. Daar wordt meestal vrijwel onmiddellijk aan toegevoegd dat dit ”aangebonden leven” vandaag de dag vaak wordt gemist. Met als gevolg dat de heimwee naar het verleden gemakkelijk overgaat in verheerlijking van het toenmaals.
Jeugdsentiment
Ieder mens die ouder wordt heeft de neiging terug te kijken naar eerdere perioden uit zijn levensgeschiedenis. Wanneer na jaren een pop of een auto waarmee men in de kindertijd heeft gespeeld, plotseling weer opduikt, roept dat gevoelens van vertedering op. Of zelfs van weemoed.
Evenzo heeft bijna iedereen de neiging het verleden in meerdere of mindere mate te idealiseren. Bekend voorbeeld is dat jonge mannen die in de jaren vijftig of zestig als dienstplichtige opgeroepen werden om het legergroen aan te trekken, vreselijk scholden of mopperden dat ze onder de wapenen moesten. Niets deugde er in en rondom de kazerne. Vijf jaar nadat ze waren afgezwaaid, spraken ze over hun diensttijd als ”de mooiste tijd van hun leven” en naarmate ze ouder werden kreeg hun soldatentijd meer glans. Het nare wachtlopen tijdens de nachtelijke uren, de weken op bivak in de bittere koude in de strenge winters die we vroeger kenden, waren inmiddels weggefilterd uit het geheugen. Wie niet in dienst was geweest, had echt iets gemist!
Creatief herinneren
Toch is het goed om kritische kanttekeningen te plaatsen bij die hang naar het verleden en vraagtekens te plaatsen bij de opmerking dat het vroeger allemaal beter was. In een gedicht constateert de verder onbekende Adamant:
Ons geheugen is bewezen selectief
en verandert ook nog creatief
oude herinneringen het meest
zoals het vroeger was
is het nooit geweest
Zeker, er zijn op het gebied van zede en moraliteit voorbeelden te noemen dat er een halve of hele eeuw geleden meer respect, eerbied en moreel besef was. De secularisatie was nog niet zo ver doorgeschoten als nu. Maar er was ook zo veel dat duidelijk minder was.
Armoede
Wie de moeite neemt om een uurtje te grasduinen in het boek van Auke van der Woud ”Koninkrijk vol sloppen” is snel genezen van de gedachte dat de goede oude tijd glansrijk was. Van der Woud schetst een beeld hoe ruim een eeuw geleden het leven in Nederlandse steden eruit zag. Rond 1900 wemelde het daar van overbevolkte krotten en mensenpakhuizen. Schoon water, deugdelijk voedsel, frisse lucht en modern sanitair waren in de achterbuurten zeer zeldzaam. In alle grote steden hoopte het weeë vuil zich spectaculair op. Meer dan een miljoen Nederlanders leefden in een situatie die overeenkomsten vertoont met de slums van de huidige Aziatische, Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse metropolen.
Een tweede voorbeeld. We maken ons vandaag de dag grote zorgen over de economische problemen. De huidige crisis is erger dan die van de jaren dertig, stellen sommige deskundigen. Of dat juist is, mogen toekomstige geschiedschrijvers beoordelen.
Het is waar dat er nu groepen mensen zijn die het uiterst moeilijk hebben en niet weten rond te komen. Alle oneliners over uitkeringstrekkers tijdens verjaardagen ten spijt, het valt vandaag de dag beslist niet mee om met een gezin van de bijstand te leven. Er wordt ook zeker stille armoede geleden. Maar daarmee is nog niet gezegd dat het vroeger allemaal beter was. Wie in de jaren dertig werkloos was, had het nog zwaarder. Er was maar een heel beperkt sociaal vangnet. Het verplicht stempelen dat werklozen dagelijks moesten doen, was vernederend voor mensen zonder baan. En ook mensen die werk hadden, wisten vaak niet rond te komen. Alle luxe was uitgesloten. Nee, vroeger was het niet beter.
Een derde voorbeeld. Wie denkt dat in de tijd van de Nadere Reformatie de kerk vooral bloeide, moet maar eens het boek van de kerkhistoricus F. A. van Lieburg, ”De Nadere Reformatie in Utrecht ten tijde van Voetius”, lezen. De notulen van de kerkenraad staan in die tijd vol met klachten over een „ergerlijke levenswandel” van leden. Twist, openbare dronkenschap, vechtpartijen, huiselijk geweld, gevloek, heling, het kwam allemaal herhaaldelijk voor. En waarom zou Smijtegelt met grote regelmaat kermispreken hebben gehouden? In ieder geval niet omdat zijn Middelburgse gemeenteleden zo braaf en oplettend waren. Niet voor niets schreef de predikant Jacobus Hondius in 1674 zijn ”Swart register van duysent sonden”. Dat was midden in de vaak geroemde bloeitijd van de kerk.
Wie denkt dat het een kleine eeuw geleden dan wél beter was, moet ook teleurgesteld raken als hij de periode tussen de beide wereldoorlogen even nader beschouwt. Op allerlei synoden werd gesproken over de zedelijke verwildering, het gebrek aan eerbied bij jongeren en de ongezeglijkheid van het opkomend geslacht. Kortom, die goede oude tijd had hele donkere kanten.
Medische aandoening
Een hang naar het verleden, verheerlijking van het verleden, beide neigingen worden gevat onder de term nostalgie. Het woord gaat terug op twee Griekse woorden: noostol (thuiskomst) en algia (droefheid, pijn, lijden). In de originele betekenis werd dit gebruikt voor een medische aandoening.
Die connotatie is verdwenen. Nostalgie wordt nu geassocieerd met ”verlangen naar die goede oude tijd”, waarbij soms latent verdriet leeft over het verlies van vervlogen tijden.
Juist in onze dagen vol onzekerheid op maatschappelijk, economisch en politiek gebied is begrijpelijk dat mensen hunkeren naar een periode uit het verleden toen het leven nog overzichtelijk en tamelijk rustig was.
De in 1993 overleden christelijk denker en politicus Paul Henry uit Amerika schreef echter in 1982: „Kennis van verleden is verrijkend, verheerlijking van het verleden misleidend en nostalgie bedwelmt. Mensen die zich laten meevoeren in nostalgie sluiten hun ogen voor de realiteit waarin ze zelf verkeren; ze zien niet wat de werkelijke bedreigingen en kansen zijn. Ze vergeten dat we niet terug kunnen keren naar het verleden, maar dat we juist vooruit moeten naar de toekomst van Jezus Christus, Die heeft gezegd dat Hij gisteren en heden en in de toekomst Dezelfde blijft.”
Juist dat laatste geeft te denken. Zeker binnen reformatorische kerken is er nogal eens een terugverlangen naar eerder tijden. Maar zet dat geen vraagtekens bij de belofte van de Heere Zelf dat Hij altijd bij Zijn kerk zal blijven? Of zoals artikel 27 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis het zegt: „Deze Kerk is geweest van het begin der wereld af, en zal zijn tot het einde toe; gelijk daaruit blijkt, dat Christus een eeuwig Koning is, Dewelke zonder onderdanen niet zijn kan.” In datzelfde artikel wordt inderdaad ook gesproken over perioden waarin de kerk „als tot niet schijnt gekomen te zijn.” Maar dan nog blijkt Christus Zijn kudde in stand te houden. Zijn arm is niet verkort en Zijn hand blijft uitgestrekt.
Volg hun geloof na
Maar de schrijver van de brief aan de Hebreeën roept in hoofdstuk 13:7 zijn lezers toch op de voorgangers te gedenken? Inderdaad. Maar wie goed leest, moet vaststellen dat de apostel daar niet spreekt van het koesteren van het verleden. Hij roept op het geloof van deze voormannen na te volgen en te zien welke zegen daarop volgt.
De kanttekening op de Statenvertaling zegt hierbij: „Hij wil dat zij altijd hunner voorgangeren leer, standvastigheid in het geloof en geduld in het lijden gedenken, maar niet dat zij hen enige godsdienstige eer zouden aandoen.”
Wie levensgeschiedenissen van vroegere predikanten en vromen leest om te zien wat het geloof door genade vermag, heeft er nut van. Zij die deze boeken lezen om vast te stellen dat het vandaag de dag allemaal niet zo veel meer is, zullen niet verder komen.
Het verleden koesteren uit een hang naar nostalgie leidt tot weemoed en biedt geen houvast in de turbulente tijd waarin we leven. Het is ook niet primair hetgeen God van een mens vraagt. Wie terugverlangt naar vroeger en doet alsof het vandaag de dag niets is, gaat voorbij aan Gods voorzienigheid. Het is Zijn wijs beleid om ons nu in deze wereld een plaats te geven. We leven nu en niet toen. In die situatie wordt gevraagd te doen wat onze hand vindt om te doen. Om door woorden en daden te laten zien wat het betekent om Gods Woord als richtsnoer te hebben.
Mensen die terugkijken naar personen uit het verleden, moeten bedenken dat juist die voorgangers waardering oogsten die in hun eigen tijd pal stonden voor Bijbel en belijdenis. Zij zochten naar antwoorden op hun eigentijdse vragen. Daarin zijn ze voorbeeld voor generaties die na hun kwamen. Zij waren zich ervan bewust dat de geschiedenis niet terugrolt naar die goede oude tijd, maar juist wordt voortgestuwd naar de grote toekomst. De houding van een christen kenmerkt zich niet door heimwee maar door verwachting.