Opinie

Teellincks lessen over levensheiliging

”Buren-kout”. Een koddige titel, in mijn oren althans, van een overigens heel serieus boekje. Geschreven door Willem Teellinck, de vader van de Nadere Reformatie. De eerste druk is van 1620. Precies 25 jaar geleden kwam er een mooie hertaling uit, die verzorgd werd door de nog immer ijverige neerlandicus, de heer C. Bregman te Hendrik-Ido-Ambacht. Er zijn van die pareltjes van boeken die vanaf de boekenplank de bezitter telkens toeroepen om toch genomen en herlezen te worden. Daartoe behoort wat mij betreft zeker dit ”Buren-kout”, samen met dat andere Teellinck-juweeltje ”Soliloquium”.

30 April 2012 10:24Gewijzigd op 14 November 2020 20:48

Tsamen-spreuck

De ondertitel van dit laatste geschriftje wil ik de lezer niet onthouden: ”Betrachtingen eens sondaers die hy gehadt heeft in den angst syner weder-geboorte”. Laat ik nu ook de hele titel van het eerstgenoemde geven: ”Bueren-Cout Ofte tsamen-spreuck. Vervatende thien stichtelijcke gespraken van Religions saecken/ vol trouwe waerschouwingen tegen verscheyden vergrijpinghen hedendaechs in swange gaende”. De schrijver, predikant te Middelburg, vat zijn boodschap samen in tien gesprekken, gevoerd tussen een aantal buren.

Denk niet dat die Zeeuwse buurtjes hun uurtjes al keuvelend doorbrengen. Nee, ze wisselen zaken uit die er niet om liegen. Het gaat hen om het dienen van de Heere in de praktijk van het leven. Heel concreet ook wat de levensheiliging betreft. Ik citeer uit de inleiding van het boekje: „Teellinck heeft zijn gezin, zijn omgeving, zijn stad, ja zelfs de natie er niet voor over gehad zich dood te zondigen in de afval van God of onder te gaan in een dode rechtzinnigheid. Daarom accentueerde hij in het bijzonder de eis der godzaligheid in alle situaties van het christenleven.”

Gebed

Eerder deze week had ik dit boekje in handen. Al lezend bleef ik haken bij het slot van hoofdstuk 5. Daarin gaat het over hen die alle uitwendige zaken ijverig trachten te verbeteren, maar niet hun best doen om hun zielenleven te bevorderen. Wel veel ijver en ernst dus, maar niet echt met het hart. Aan het slot geeft Teellinck enkele praktische adviezen. Wat zijn nu de middelen waardoor het wel zo ver komen kan? De schrijver, ”praktizijn” als hij is, zit niet om het antwoord verlegen. Hij wijst resoluut op de weg van het gebed.

„In de derde en laatste plaats moet u God de Heere veel bidden of het Hem toch mocht behagen Zelf uw hart te nemen en dat te besnijden en veranderen. Want het is in eigenlijke zin de Heere onze God Die ons hart geformeerd en gemaakt heeft en Die het opnieuw kan maken en veranderen, en Hij wil daar ook om aangeroepen worden. Als u dan ooit uw God gebeden heeft of Hij u een bloeiender bedrijf wilde schenken en bij ziekte of Hij uw gezondheid wilde herstellen, dan moet u nu toch met veel meer reden in alle ernst en plichtsbetrachting tot de Heere uw God gaan bidden of Hij uw ziel wil veranderen. Dan moet u met David tot God zeggen: Heere, genees mijn ziel, want ik heb tegen U gezondigd.” Samenvattend voegt hij er nog aan toe: „Kijk buurman, door deze middelen aan te wenden, hebben velen hun harten evenzeer vernieuwd gekregen als u het afgelopen jaar uw woning hebt kunnen vernieuwen. Daarom zult u er goed aan doen dat u die middelen óók aanwendt en ter harte neemt.”

Dag en nacht

Een open deur natuurlijk, zo’n advies om te bidden. Er zal geen rechtzinnige preek gehouden worden, of iets dergelijks wordt de hoorders aangeraden. Toch kregen deze eeuwenoude woorden voor mijzelf een speciaal reliëf. Want ik las ze op de dag nadat ik de avond ervoor met mijn belijdeniscatechisanten gesproken had over ditzelfde thema: het bidden. We lazen daarbij onze Heidelberger: „Waarom is het gebed de christenen van node?” en „Wat behoort tot zulk een gebed dat Gode aangenaam is en van Hem verhoord wordt?”

Aandachtig hebben we samen ook geluisterd naar die ontroerende gelijkenis uit Lukas 18, waar de Heere Jezus de biddende weduwe ten voorbeeld stelt. Ze was in grote nood en daarom liet ze zich niet wegsturen. Door haar niet aflatende roepen ging de onrechtvaardige rechter overstag. De Heere Jezus voegt er de toepassing aan toe dat God horen zal naar allen die evenzo dag en nacht tot Hem roepen. Hij noemt die arme bidders zelfs „Zijn uitverkorenen.”

Belijdenis

Ik wilde wel dat onze jonge mensen ze in hun omgeving kunnen aanwijzen, de christenen in wier leven dit praktijk is. Mensen van het gebed. Vaders en moeders, leerkrachten en anderen op wie ze jaloers zijn. Meer dan iets hebben onze jongeren zulke voorbeelden nodig. Zodat ook zij zelf worden aangestoken door eenzelfde vuur. Geen beter leven dan een biddend leven. Geen echter christen dan een biddende christen.

Op de tweede pinksterdag hopen onze (en ook andere) jongeren belijdenis van het geloof te doen. De Geest der genade en der gebeden moge hun deel zijn.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer