Kerk & religie

„Simplisme van Philipse toont weinig feeling voor onderwerp”

UTRECHT – Prof. Herman Philipses benadering van het christendom getuigt van weinig respect en slaat theologisch de plank geheel mis. Wetenschappelijk onder de maat, vindt prof. Marcel Sarot. Hij laat weinig heel van Philipses nieuwe boek ”God in the Age of Science”.

Klaas van der Zwaag
27 April 2012 23:02Gewijzigd op 14 November 2020 20:47
UTRECHT – In de lutherse kerk in Utrecht had vrijdag een debat plaats over het nieuwe boek van de Utrechtse filosoof prof. Herman Philipse, ”God in the Age of Science”. Foto: prof. Philipse vraagt de aanwezigen aan te geven of ze wel of niet gelovig zijn.
UTRECHT – In de lutherse kerk in Utrecht had vrijdag een debat plaats over het nieuwe boek van de Utrechtse filosoof prof. Herman Philipse, ”God in the Age of Science”. Foto: prof. Philipse vraagt de aanwezigen aan te geven of ze wel of niet gelovig zijn.

Pakweg honderd belangstellenden togen vrijdag naar de oude lutherse kerk in de Utrechtse Hamburgerstraat om zich te onderhouden over Philipses nieuwste boek. Philipse, hoogleraar filosofie aan de Universiteit Utrecht, turft even hoeveel gelovigen er in de kerk zitten. De helft van de aanwezigen steekt zijn hand op. Dan de ongelovigen: nu volgen de handen van de andere helft. „Ideale samenstelling voor een goed debat”, concludeert Philipse. In zijn boek wil hij recht doen aan alle opties van gelovigen om, zo zegt hij, vervolgens te laten zien „dat ze allen de mist in gaan.”

De kritiek die hij over zich heen krijgt is niet mals. Het begint nog gematigd bij de Leidse wetenschapsfilosoof dr. James McAllister. Hij stemt in met de keuze van Philipse om niet in het bestaan van God te geloven, maar stelt dat Philipse de verklarende factor van de wetenschap overschat en die van de religie onderschat. „De wetenschap zal naar mijn mening de competitie winnen, maar mijn benadering is niet zo dogmatisch als die van Philipse.”

Tegenstrijdigheden

Prof. Marcel Sarot, godsdienstfilosoof aan de Universiteit Utrecht, geeft zijn betoog de veelzeggende titel ”Een godsdienstfilosofie van de verschroeide aarde” mee. Als Philipse aan het begin van zijn boek op zoek gaat naar tegenstrijdigheden in de Bijbel, had elke theoloog hem wel kunnen vertellen dat dit een onzalige onderneming is, zo zegt hij. „De Bijbel is niet één boek, maar een verzameling van vele tientallen boeken, in drie talen neergeschreven in een tijdsverloop van zo’n duizend jaar. Theologen schrikken niet van die tegenstrijdigheden, omdat zij in de Bijbel een voortgaande openbaring van God zien, waarin de menselijke factor ten volle meespreekt. Reeds in de boeken van de Bijbel kun je God en mens nooit helemaal van elkaar losmaken: ook dat is christelijk geloof.”

Dit soort theologische basisbeginselen is volgens Sarot aan Philipse niet besteed. „Hij vat de Bijbel, zonder dat expliciet te zeggen, op als een letterlijk dictaat van God, en dan worden tegenstrijdigheden pijnlijk.” Zo denkt Philipse tegenstrijdigheden te vinden in de wijze waarop Bijbelschrijvers spreken over de verhouding van Jezus tot de wet. „Het simplisme waarmee Philipse hierover spreekt, het niveau van de literatuur waarop Philipse zich beroept, toont allemaal dat hij niet veel feeling heeft voor het onderwerp waar hij over schrijft. Philipse is op zoek naar contradicties, en hij zal ze vinden ook.”

Philipse behandelt volgens Sarot het christendom als een wetenschappelijke theorie en betoogt vervolgens dat andere wetenschappelijke theorieën de feiten beter verklaren dan het christendom. Sarot: „Het misleidende is natuurlijk dat het christendom geen wetenschappelijke theorie is, en het ook niet pretendeert te zijn. Als dat wel zo was, zouden christenen naar de kerk gaan in plaats van naar de universiteit. Christen word je niet omdat je de beste verklarende theorie hebt ontdekt, maar omdat je op de een of andere wijze aangeraakt bent door de liefde van God en die niet meer wilt missen in je leven.”

Philipse gaat bijvoorbeeld wetenschappelijke verklaringen van de opstanding vergelijken met christelijke, maar wie schetst mijn verbazing, zo stelt Sarot, dat zelfs een faire weergave van wat christenen over de opstanding geloven ontbreekt? „Philipse beroept zich op liberale theologen en op een vreemde ratjetoe van bronnen, tot en met de filmregisseur Paul Verhoeven. Leuk voor de media, maar wetenschap werkt zo niet. Op een bepaald moment vroeg ik mij af wie nu Philipses informant was geweest: Jacob Slavenburg of Dan Brown?” Kortom, gebrek aan respect, zo luidt het toch wel vernietigende oordeel van Sarot.

Philipse reageert zichtbaar onaangedaan en lachend op „dit prachtige en schitterende” betoog. „Goddelijke openbaring door een alwetende persoon kan geen contradicties bevatten, al redeneren vele theologen tegenstrijdigheden weg”, houdt hij vast.

Prof. dr. Gijsbert van den Brink, docent in Leiden en Amsterdam, probeert door te stoten tot de levensbeschouwelijke achtergronden van de godsdienstwijsgerige discussie. „De discussie wordt enkele millennia gevoerd zonder tot eenduidige resultaten te leiden, en het is dus niet erg waarschijnlijk dat dit binnenkort zal veranderen. Veel mensen bouwen hun geloof niet op rationele argumenten en vallen dan ook niet om van weerleggingen zoals Philipse die aannemelijk probeert te maken.”

De godsdienstwijsgerige benadering is zelfs in principe oeverloos. „Je kunt altijd verder terugvragen: waarom denk je dat, waarom lijkt dit je aannemelijk en dat niet? Totdat er een punt komt waarop je niet meer verder kunt argumenteren. Je komt dan uiteindelijk bij fundamentele intuïties van levensbeschouwelijke aard.”

Onderzoek

Volgens prof. Van den Brink is er allang geen tegenstelling meer tussen de algemeen wetenschappelijke methoden van de historisch-kritische Bijbelinterpretatie en de ”geopenbaarde theologie”. „Er zijn tal van vormen van systematische theologie die gebruikmaken van de methoden en resultaten van historisch-kritisch onderzoek. De vraag is alleen hoe je die resultaten precies weegt. Daar denken liberale theologen en Bijbelwetenschappers anders over dan meer behoudende. En ook die discussie laat zich blijkbaar niet zomaar op zuiver wetenschappelijke gronden beslechten, want ze gaat maar door.”

Philipse schrijft volgens Van den Brink terecht dat heilige geschriften zoals de Bijbel allerlei ouder materiaal uit de oosterse context in zich opnemen. „Niet alles wat van buiten komt is slecht of onwaar. Ook niet-gelovigen hebben volgens de Bijbel ware inzichten, die de moeite van het doorgeven waard zijn. Het is buitengewoon interessant om na te gaan wat de Bijbelschrijvers dan met het oudere materiaal dat ze verwerken doen. Juist in zulke correcties zie ik als gelovige het openbaringselement.”

Er zijn zo veel religies, zegt Philipse in zijn boek, het is bijvoorbaat niet erg waarschijnlijk dat juist de jouwe de ware is. Van den Brink: „Maar er zijn nog veel meer levensbeschouwingen, waaronder ook diverse atheïstische varianten. Al die levensbeschouwingen maken het bijvoorbaat erg onwaarschijnlijk dat uitgerekend de atheïstische variant die Philipse erop nahoudt de juiste is. Kortom, we zitten allemaal in hetzelfde schuitje.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer